2. Mijn niet-zo geweldige aankomst.

214 5 0
                                    

Je kunt zeggen dat ik betere autoritjes heb gehad. We moesten twee uur rijden over de snelweg, toen sloeg mijn vader te snel af, en moesten we een halfuur om rijden. De weg die we moesten nemen was hobbelig en kronkelig, en ik begon een beetje (erg) misselijk te worden. (Had ik al vertelt dat ik heel snel wagenziek kon worden?) Gelukkig reden we de snelweg weer op, op het punt dat ik dacht dat als ik nog tien seconden langer op die weg zaten, ik moest overgeven. En toen was de weg dicht. Nu moesten we een uur om rijden, en in die tijd begon ik te piekeren. Allerlei vragen stuiterden door mijn hoofd. Wat als ze me niet aardig vinden? Wat als ik niet kon vechten? Wat als ik eerder werd opgegeten door een monster dan dat ik aan kwam in kamp Half-Bloed? Wie zou mijn moeder zijn? Ik werd dus behoorlijk gek van mezelf. Ik keek naar Adam die rustig uit het raam aan het staren was. Gelukkig had hij zijn schoenen en broek weer aan. 'Hoelang ben jij al in kamp Half-Bloed?' vroeg ik. Adam dacht even na. 'Hm, zolang als ik me kan herinneren.' Plots remde de auto. 'Wat is er?' riep Adam. 'Hond.' mijn vader keek doodsbang. Toen ik door de voorruit keek zag ik een soort hond. De hond had een pikzwarte vacht en felrode ogen. 'Hellehond.' zei Adam schor van angst. De hond ontblote zijn witte vlijmscherpe tanden. Mijn hart begon te bonken. Hier had ik over gelezen. Opeens werd ik gevuld met felle woede. Ik zal er achterkomen wie mijn moeder is. Ik zal in kamp Half-Bloed aan komen. Ik wurmde me door de spleet tussen de bestuurdersstoel en de bijrijderstoel. Ik duwde me bij mijn vader op schoot en gaf plankgas. In volle vaart reed ik over de verbaasde hellehond heen die net aan wilde vallen. Met een angstig gepiep verging de hond tot stof. Ik stoof de auto uit. 'Je, je hebt een volwassen hellehond vermoord, weetje?' zei Adam buiten adem. Het enige wat er nog van de hond over was, was wat stof en een witte tand. 'Hier, je trofee.' Adam raapte de tand op en gaf hem aan mij. Ik stopte hem in mijn zak. Ik liep terug naar de auto. 'Je hebt ons gered meissie.' zei mijn vader toen ik weer in de auto zat. In zijn stem klonk vooral trots, maar er lag een droevige ondertoon in. Zwijgend reden we verder tot dat we op een onverharde weg terecht kwamen. 

Toen we bij het eind van de weg waren zagen we een oud wit geschilderd hek waar op in afgebladderde letter Delphi aardbei transport stond. We waren in kamp Half-Bloed aangekomen. Ik nam afscheid van mijn vader en liep samen met Adam de heuvel op. Er klonk hoorngeschal. 'Het avondeten begint.' Adam versnelt zijn pas. Als we boven aan de heuvel kan ik de valei zien waar kamp Half-Bloed in lag. Het was prachtig. 'Kom op!' Adam rende naar het kantinepaviljoen. Ook ik begon te hollen. Toen we hijgend bij het paviljoen aan kwamen draaide de hoofden van de kampers naar ons toe. Ik glimlachte. Ik had het gehaald. 'Gegroet Adam!' riep Chiron de centaur. Ik ben blij dat ik de Percy Jackson boeken al had gelezen anders was ik denk ik flauw gevallen. Chiron was voor de helft een witte hengst. 'En gegroet...' Chiron keek me vragend aan. 'Elenor.' 'Gegroet Elenor. Kampers, vandaag is er weer een halfbloed bij gekomen. Een van de goden zal Elenor snel opeisen. En vanavond zullen we weer vlaggenroof spelen.' Er klonk goedkeurend gemompel. Iedereen ging door met eten. Adam liep naar zijn sater vrienden. Fijn. Die laat me ook erg snel in de steek.

'Elenor, kom eens hier. ' Chiron wenkte me. 'Je wordt vast zo opgeëist door je goddelijke ouder. Tot dan zit je bij mij aan tafel.' Hij schoof een bord naar me toe. 'Zeg maar wat je wilt.' zei Chiron bemoedigend. 'Eh, pizza met champions.' Meteen lagen er een paar stukken pizza op het bord. 'Loop maar naar het vuur en gooi een stuk in de vlammen. Dat offer je aan je goddelijke ouder.' Chiron wees naar het offervuur in de hoek. Ik pakte een stuk pizza en liep naar het vuur. Toen ik langs de tafels liep keek iedereen mij aan en begon te fluisteren. Ik voelde me ongemakkelijk. Was dit de plaats waar ik me thuis zou moeten voelen? Ik versnelde mijn pas. Ik gooide snel het stuk pizza in het vuur. Wilt u alstublieft mij opeisen. Wilt u alstublieft mij opeisen. Wilt u alstublieft mij opeisen. Ik keek nog even naar de vlammen en liep terug. Ik ving wat van de gesprekken op. 'Wat een binnenkomst.' 'Die vind zich vast heel wat.' Ik hoop dat ze niet een van ons is.' En dat soort dingen. Ik had toch niet heel zelfvoldaan gekeken? Zou ik zo'n slechte eerste indruk hebben gemaakt? Snel liep ik terug naar de tafel. Ik schrokte mijn eten naar binnen zonder dat ik precies merkte wat het was.

'Hey,' Ik keek op. Er stond een lange blonde jongen voor me. 'Jij bent toch Elenor?' Domme vraag. Iedereen heeft me gezien toen ik aankwam. Ik knikte. 'Adam vertelde me dat jullie zijn aan gevallen door een hellehond, en jij reed met je auto over hem heen. Dat is best indrukwekkend voor een groentje.' Fijn, ik ben het groentje. Ik mocht deze jongen al meteen niet. 'Ik ben Peter. Zoon van Apollo.' 'Hé, Peter!' Een andere blonde jongen liep naar Peter toe. 'Ik moet zo weer wat mensen helpen op de ziekenboeg, leid jij het Apolloteam tijdens de vlaggenroof?' Hij keek naar mij. 'O, ik ben Will, zoon van Apollo en leider van het Apollo gebouw.' Hij stak zijn hand uit. Ik schudde hem en bekeek hem nog een keertje goed. Hij was gebruind, had blauwe ogen, en gaf (mij) een geruststellende uitstraling. Er was nog iets met hem, maar ik kon er niet op komen wat. 'Elenor.' Hij grijnsde. 'Zorg dat je niet gewond raakt.' En hij liep weg. 'Wat was je trofee?' Peter keek me nieuwsgierig aan. 'O, dat.' ik haalde de tand uit mijn zak. 'Cool, daar kan je nog iets leuks mee doen.' Hij knikte naar me en liep weg. Ook andere kampers gingen van tafel. Blijkbaar was het eten voorbij.

'Connor, Elenor, willen jullie even hier komen?' Chiron riep mij, en een jongen met bruin haar en elfachtige gelaatstrekken bij zich. 'Elenor, dit is Connor, hij is samen met zijn broer Travis leider van het Hermesgebouw. Dat is nu even je nieuwe thuis.' 'Het gebeurt niet vaak meer dat er een halfbloed nog niet erkend is, als hij al een tijdje in het kamp is. Maar nu slaap je even bij ons.' Bij had laatste had Connor een grijns om zijn mond waarvan ik niet wist of hij goed of slecht was. 'Je hebt je spullen al zie ik.' zei hij met een knikje richting mijn tas. 'Succes.' zei Chiron bemoedigend. Maar ik voelde me er niet echt beter door. 'Zorg dat ze in een team zit, en wapens en uitrusting heeft.' Connor knikte. Iedereen waarbij we langs liepen stopte met wat ze gingen doen. Connor groette ze. 'Dit zijn de slaap gebouwen.' zei hij een beetje verveeld. Ik zag dat hij zijn best deed om zo aardig mogelijk te doen. 'Aan de linker kant zijn de mannelijke goden. Aan de rechter de vrouwelijke.' We kwamen bij een vrij normaal houten kampgebouw, met een staf met twee slangen er om heen gewikkeld boven de deur. 'Dit is gebouw elf. Je thuis totdat je word erkend.' Connor ging me voor naar binnen. Het was er binnen een zootje. Overal lagen chipszakjes en colablikjes. Goed mijn spullen in de gaten houden. Connor vond een vrij schoon, leeg bed. 'Hier kan je je tas neerleggen.' Ik legde mijn spullen op mijn bed. 'Kampers!' Brulde Connor. Een paar jongens en meisjes verzamelde zich. 'Jongens, dit is Elenor. Ze is nog niet opgeeist door haar goddelijke ouder, dus ze woont even hier.' Connor was even stil. 'Elenor, dit zijn Chris, Cecil, Julia en Alice.' Ik knikte. 'Kom we gaan naar Clarisse, zij zal je wapenuitrusting geven.' Hij liep naar de deur en ik volgde hem.

Daughter of the gods  Percy Jackson fanfiction DUTCHWhere stories live. Discover now