28. Julius

2.2K 150 14
                                    

Ik zal weer gaan eten. Ik heb het beloofd. Ik zal die belofte waarmaken. Ik maak voor het eerst in een lange tijd mijn lunch voor school klaar. Ik neem zelfs een tussendoortje mee. Dan stap ik op de fiets. Mijn eten zit in mijn rugzak. Het liefst wil ik mijn rugzak nu thuis achterlaten, maar dat mag niet.

Ace staat al op me te wachten. Hij glimlacht als hij mij ziet. 'Laten we gaan,' zegt hij. We beginnen te fietsen. Vanuit mijn ooghoeken kijk ik stiekem naar hem. Hij ziet er vrolijk uit, iets te vrolijk. 'Is er wat?' vraag ik. Hij kijkt me met glanzende ogen aan. 'Mijn vader heeft me eindelijk geaccepteerd.' Ik slaak een gil. 'Eindelijk! Dat is geweldig!' Ik ben oprecht blij voor hem.

Niets kan ons humeur verpesten als we het schoolplein oprijden. Zelfs de vervelende opmerkingen niet. Zelfs het gefluister om ons heen niet. Zelfs de starende kinderen niet. Het zal allemaal goed komen. Daar geloof ik in.

De eerste lessen overleven we makkelijk. Maar dan is er een pauze. We lopen naar buiten en gaan op een bankje zitten. Ace kijkt me afwachtend aan. Ik haal triomfantelijk mijn druiven uit mijn rugzak. De ogen van Ace beginnen te glinsteren. Ik stop een druif in mijn mond. Ik ben al bijna vergeten hoe ze smaken. Ik kauw langzaam. Ik slik de druif door. Dat smaakt best goed. Ik pak er nog één.

Ik voel me vol als we naar de volgende les lopen. Ik heb wel vijf druiven gegeten. Ace is trots op me. Waarom voel ik me dan zo slecht?

Ik steek mijn vinger op. 'Ja?' De docent kijkt me afwachtend aan. 'Mag ik even naar het toilet?' vraag ik. Ace fronst. 'Dat mag, maar snel!' antwoordt de docent. Ik sta op en loop de klas uit. Ik loop het toilet in. Ik kijk om me heen. Er is niemand hier. Ik ga een hokje in en steek mijn vinger in mijn keel. Al mijn eten komt er weer uit.

Dat voelt gelijk een stuk beter. Ik wankel het hokje uit. Ik moet even wat drinken. Ik buig voorover. Opeens voel ik hoe ik duizelig word. Er verschijnen allemaal zwarte vlekken voor mijn ogen. Snel ga ik rechtop staan. Dat was iets te snel. Ik val op de grond.

Ik krabbel weer overeind. Ik moet en zal wat drinken. Ik draai de kraan open en buig voorover. Er verschijnen zwarte vlekken voor mijn ogen, maar ik geef niet op. Ik drink en drink. Ik draai de kraan weer dicht en ga rechtop staan. Ik wankel een beetje. Langzaam verdwijnen de zwarte vlekken. Ik loop naar de deur. Ik steek mijn hand uit naar de deurklink. Ik voel hoe alle kracht uit me vloeit. Ik begin te wankelen. Dan val ik. Het wordt zwart voor mijn ogen.

Het was niks, toch?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu