4. Julius

4.1K 222 65
                                    

Zodra Ace ophangt, weet ik dat het mis zit. We hebben dan wel ruzie, maar we begrijpen elkaar nog steeds. Ik pak mijn fiets.

Ik bel aan. De moeder van Ace doet open. 'Kom maar binnen!' zegt ze met een glimlach. Ik loop naar binnen en ga meteen naar boven. Ik klop op de deur van Ace.

De deur wordt opengedaan. Zodra hij mij ziet, betrekt zijn gezicht. 'Wat doe je hier?' zegt Ace zacht. 'Praten,' antwoord ik en ik duw de deur open. De kamer van Ace is zoals altijd een rommel. Ik ga op zijn bed zitten en klop naast me als teken dat hij moet gaan zitten. Demonstratief gaat hij op zijn bureaustoel zitten. Ik zucht. Dat kan ook.

De donkere ogen van Ace staan verdrietig. Ik slik. Deze ruzie komt door mij. 'Wat was er?' vraag ik. 'Wat was er?' roept Ace agressief. 'Ga je mij nu vragen wat er was? Wat was er met jou?' Hij kijkt me met een woedend gezicht aan.

'Sorry,' zeg ik zacht. 'Ga je nu komen om sorry te zeggen? Wat schattig!' zegt hij. Het sarcasme druipt van zijn stem. 'Ik bedoelde het niet zo!' roep ik uit. 'Natuurlijk niet!' De stem van Ace klinkt gekwetst. Ik sta op en sla een arm over hem heen. 'Raak me niet aan!' roept Ace in paniek. Hij slaat mijn arm van zijn schouder. 

Het blijft even stil. 'Ik weet niet wat er was,' zeg ik na een tijdje. 'Ik wilde dat ze me leuk vond.' Ace zijn ogen staan vol tranen. Hij doet veel moeite om ze in te houden. Ik krijg heel veel medelijden met hem. 'Ik vind haar niet leuk!' zeg ik. Op een één of andere manier denk ik dat dit helpt om te zeggen. 

Dan omhels ik hem. Hij omhelst mij terug. Ik snuif zijn geur op. Hij ruikt lekker.

'Kan ik blijven slapen?' vraag ik. Het is inmiddels tien uur. We hebben de hele tijd lopen gamen. 'Ja, hoor,' zegt Ace. 'Alleen hebben we geen luchtbed.' 'We passen makkelijk met zijn tweeën in je bed,' antwoord ik. 'Weet je het zeker?' vraagt hij. 'Eigenlijk is het een eenpersoonsbed.' 'Ja,' zeg ik. Vreemd genoeg vind ik het spannend om met Ace in één bed te slapen.

Ik doe mijn ogen dicht en probeer te slapen. Het lukt niet. Ik voel het been van Ace tegen mijn been. Het is toch een beetje krap. Mijn huid staat in de fik. Ik voel hoe Ace ademt. Zijn adem voel ik in mijn nek. Ik draai me om. Dat had ik beter niet moeten doen. Bijna raken mijn lippen de zijne. Snel draai ik me nog een keer om.

Ik word wakker. Ik kijk op de klok. Het is tien uur. Ik por hem in zijn zij. 'Ace, we moeten naar school.' Hij kreunt. 'Natuurlijk niet! We skippen het wel voor een dagje.' 'Gisteren spijbelde je ook al!' zeg ik. Hij gromt. 'Dat was jouw schuld.' Ik geef het op. Ik voel mijn ogen weer dichtvallen.

Het was niks, toch?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu