Hoofdstuk 3 - De kelder

Start bij het begin
                                    

Gefrustreerd rol ik met mijn ogen en duw boos de deur richting de keuken open. De deur laat ik hard in het slot vallen.

Mijn plan om de kelder te bezoeken is verknalt. Ik geloof mijn vader helemaal niet. Hij heeft twee linkerhanden, dus een leiding maken is voor hem onmogelijk.

Vannacht als iedereen slaapt, ga ik terug naar de kelder. Dat besluit ik nu en ik laat mijn niet meer tegenhouden.


Met een diepe zucht, draai ik mij weer om in mijn bed. Als ik op mijn wekker kijk zie ik dat het net 01:30 in de nacht is geworden. Ik duw mijzelf omhoog en ga tegen het achtereinde van mijn bed zitten.

De avond duurde vreselijk lang. De tijd kroop letterlijk voorbij.

Nora was na het boodschappen doen, nog wel even bij mij geweest om te kijken hoe het met mij ging. Ik loog tegen haar en vertelde dat ik mij toch niet zo lekker voelde. Bezorgt had ze gevraagd of ze iets voor mij kon doen. Maar ik bedankte haar vriendelijk en gaf aan dat ik even ging slapen, dat was het enige wat ik nodig had.

Helaas, haalde ze mij later weer op. Om toch even wat te eten. Tijdens het avond eten was ik stiller dan normaal. Tineke vroeg bezorgt of ik haar soep wel lekker vond. Ik stelde haar gerust en gaf aan dat ze zich absoluut geen zorgen moest maken, haar soep smaakte heerlijk. Ik had gewoon geen trek.

Daarna had ik mijn geëxcuseerd en had  de eetkamer verlaten.

Ik had mij even vreselijk gevoeld. Nora en Tineke zijn altijd zo lief voor mij. Maar voor mijn plan, moest ik ze laten denken dat ik ziek was.

Morgen maak ik het wel weer goed met beide dames.

Ik werp een blik op mijn klok en zie dat het ondertussen 01:50 is.

Tijd om te gaan.

Ik sla het dekbed van mij af en zwaai mijn benen uit bed. Mijn voeten raken het zachte kleed en ik voel kippenvel op mijn armen ontstaan. Even is de verleiding om terug in bed te duiken, zeer aanwezig.

Maar ik schud mijn hoofd en sta resoluut van mijn bed op. Mijn badjas gris ik van de stoel, naast mijn bed en trek hem aan. Vervolgens schiet ik in mijn sloffen. Met het ceintuur van de badjas knoop ik de zachte stof goed dicht. Als laatste pak ik mijn telefoon en de sleutel van de kelder van mijn nachtkastje.

Ik draai mij om naar mijn bed en pak wat kussens. Ik frommel ze wat onder mijn dekbed. Zo lijkt het net alsof ik helemaal weggedoken onder mijn dekens lig te slapen. Dat hoop ik te minste. Zo creatief ben ik niet, maar ik laat het maar zoals het is.

Het is nu echt tijd om te gaan.

Het heeft even geduurd voordat ik op mijn bestemming aan kom. Maar dat komt omdat ik zo stil mogelijk, mijzelf heb verplaatst door het huis. En het is stik donker in huis en ik ben net zo nachtblind als een mol. Een paar keer, leek ik wat te horen. Van schrik heb ik mij plat laten vallen op de grond. Gelukkig ligt er op de boven verdieping overal tapijt, dus dat heeft mijn lompe actie opgevangen. Een blauwe plek dat krijg ik vast, maar dat heb ik er wel voor over.

Ik haal even diep adem en steek zenuwachtig de sleutel in het slot en begin te draaien. Na een paar slagen klikt de deur open. Met mijn linker hand duw ik de deur open. Ook hier is het donker. Ik voel met mijn hand over de muur, maar een lichtknopje vind ik niet.

Gelukkig heb ik mijn telefoon mee. Vlug ontgrendel ik mijn telefoon en zet de zaklamp functie aan. Nog even slaat de twijfel toe, maar ik dwing mijzelf de eerste stap te zetten. Zodra ik op de eerste trede van de trap sta, draai ik mij even om en pak de deurklink vast. Heel zacht trek ik de deur dicht.

De deur draai ik niet op slot. Stel dat ik in paniek terug naar boven moet, dan wil ik niet voor een dichte deur staan.

Stap voor stap daal ik de trap af naar beneden. Met mijn telefoon zaklamp schijn ik voor mij uit, zodat ik weet waar ik naar toe moet.

Nog een trede en dan sta ik in de kelder. De plek waar ik van mijn vader niet mag komen.

Stap voor stap loop ik verder. Het licht van mijn telefoon zaklamp, laat ik door de ruimte gaan.

Ik begrijp niet, waarom ik hier niet mag komen van mijn vader. Zo gevaarlijk is het hier helemaal niet.

'Wie is daar?.'

De stem vanuit het niets, geeft mij kippenvel over heel mijn lichaam. Vlug draai ik mij om naar het geluid en schijn met het licht van mijn telefoon die kant op.

Op de grond ligt iets. Of beter gezegd..., iemand.

Geschrokken laat ik mijn telefoon op de grond vallen. Mijn handen sla ik in een reflex voor mijn mond, om het gillen tegen te houden.

De gevangeneWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu