Hoofdstuk 17

4 0 0
                                    

Ethan en ik hadden onze zaterdagavond en zondag dan maar in ons eigen kamp –thuis dus- gespendeerd, wat het alleen maar zuurder maakte om terug naar de academie te gaan.

Mijn hart begon sneller te kloppen en mijn ademhaling versnelde toen ik het gouden logo –een gekroonde vlam- op de zadeldekjes van de paarden in de stallen voor bezoekers zag.

'Ieder jaar een paar keren. Adem.' Mompelde Ethan, maar ik zag dat ook hij er deze keer niet helemaal gerust in was.

'Juffrouw Snowforce, jongeheer de la Luce. Jullie worden gevraagd door rector van Chevale.' Een stalhulp kwam naar ons toe gebeend. 'Ik zal jullie rijdieren wel afzadelen.'

'Dat doen we nog altijd zelf.' Iets in mijn blik moet genoeg gezegd hebben om hem het te laten afbollen. Ik wachtte tot hij uit gehoorsafstand was voor ik me naar Ethan richtte. 'Moeten we bang worden?'

'Ik hoop van niet.' Hij verbeterde zich snel. 'Normaal niet.' Ik slikte en was blij dat mijn zwaard –en een resem andere wapens- nog altijd onder mijn mantel verstopt zaten.

Beleza was snel afgezadeld, maar ik zorgde er toch voor dat alles heel snel terug op het paard kon belanden als nodig.

Het was geen lange wandeling naar het kantoor van van Chevale, en ik was bijna de bibliotheek in gelopen. Gewoonte of uitstel, dat kon ik niet zeggen.

Ik ontspande toen ik een stel andere jongens zag staan. Vooral hogere jaars, maar ook enkele van mijn leeftijd.

'En dat waren de laatsten.' De deur ging toe en een man –rond de 25 met bruine haren en ogen in dezelfde kleur, donkerder dan die van Ayden, met de zwarte broek en de paarse tuniek met het gouden logo van de nationale wacht- ging naast van Chevale staan.

Mijn gedachten schoten meteen terug naar afgelopen woensdag en ik zag het slagveld zo weer voor me.

'Nee, jullie zijn hier niet op verdenking van die verdomde ruiters te zijn.' Het was maar goed dat ik behoorlijke controle over mijn gezichtsspieren had, want mijn benen knikten bijna onder me uit van opluchting. 'Ik ben James Flandermeyer, lid van de nationale wacht –nee? Echt? Nooit gedacht dat.- en verantwoordelijk voor nieuwe wachten te zoeken, aangezien voorgenoemde regelmatig enkele van onze nobele leden om het leven brengen. Jullie zijn hier allemaal omdat jullie goede punten halen en volgens jullie leerkrachten ook goed zijn met een wapen.' Een sceptische blik ging mijn richting op voor hij een hele preek begon over het nobele en het mooie aan deel zijn van de nationale wacht.

Nee bedankt.

'Dus, wat zeggen jullie?'

Eén van de jongens begon met 'ik moet later het graafschap overnemen.' En draaide zich om en verliet de kamer bijna rennend. Niemand van de ruiters, dat wist ik zeker. Maar er waren ook andere onrustschoppers. Ik had zo een lichtblauw gevoel dat dit er één van was.

Ik zou zeggen: adellijke zoon die wat extra aandacht wou. Zo ging het toch meestal, en waarschijnlijk zouden ze dat ook over mij zeggen.

'Ik ben een meisje, denk eens aan hoe de leden van de wacht zouden reageren.' Ik gaf een fijne glimlach. 'Maar bedankt voor het aanbod.'

Niet rennen. Niet rennen. Niet rennen.

De deur viel achter me in het slot en ik blies mijn adem hoorbaar uit. Het duurde welgeteld 48 seconden voor ook Ethan in de gang stond.

'Fijn dat we daar vanaf zijn, tijd om te maken dat we zo ver mogelijk bij de wacht vandaan zijn als mogelijk.' Ethan gaf me alleen maar gelijk en we liepen samen naar mijn kamer.

'Tot bij het diner?' Een knikje en ik was alleen.

Even toch, want nog geen kwartier later klonk een geluid voor mijn deur. De papieren schoven meteen onder de stapel en ik draaide me al om voor het klopje klonk.

RidersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu