Hoofdstuk 4

5 0 0
                                    

De wind deed zijn best om mijn haren uit hun vlecht te rukken, maar faalde. Gelukkig, want ik had al een hele tijd terug ontdekt dat met losse haren vechten in de wind nogal kon.. mislopen niet echt, maar ideaal was het ook niet.

Mijn zwaard hing in zijn schede aan mijn linkerheup –gewoon een simpel wapen met geen tierlantijntjes, buiten dan de leren grip. En dat was toch nodig, gezien ik anders gewoon het zwaard zou kwijtspelen als ik wat hard zweet in een gevecht. Het gefluister erover negeerde ik maar. Er was evengoed niemand die gemerkt had dat ik al heel de dag met een dolk in mijn laarzen rondliep.

Florian kwam op me af gebeend. 'Hoe ben jij aan dat zwaard geraakt?' Ik keek sceptisch naar dat van hem. Kon hij dat nog op een aangename manier hanteren, of zaten al die edelstenen in de weg? Volgens mij zou ik mijn handen gewoon open halen aan al die steentjes voor ik schade kon aanrichten bij iemand tegenover me.

En dan zei hij iets over mij en juwelen kopen van belastinggeld.

'Zelfde manier als jij, waarschijnlijk. Gekregen.' Nadat ik er goed voor betaald had, maar, laten we maar rijke dochter spelen.

'Tuurlijk. Wie geeft er een vrouw nu een zwaard.' Ik rolde met mijn ogen door die vraag.

'Geen idee. Wie geeft rotverwende, betweterige jongetjes een zwaard?' Ik gaf hem grijnzend een klopje op zijn schouder en draaide me om voor hij een weerwoord kon verzinnen. Alsof hij niets voorstelde. Voor mij was dat waarschijnlijk ook het geval. 

'Klootzakje?' vroeg Ethan toen ik naast hem belandde.

'Ik wou dat ik hem op mijn zwaard kon spietsen.' Was mijn antwoord, en dat was kennelijk duiding genoeg voor mijn beste vriend.

'Hou je straks maar niet in.' Hij knipoogde. 'Ik weet dat er een hoop ogen op je gericht zullen zijn.'

'Zijn die dat niet altijd?' ik besloot er maar een grapje van te maken, en Ethan antwoordde met een samenzweerderige glimlach. Ik wist dat ik mijn mond moest houden toen Alaric, Tobias en Castellan aankwamen.

'Moet je normaal niet beginnen met een houten?' vroeg Alaric, een wel heel specifieke blik op mijn zwaard. Hier gingen we weer. Konden ze nu echt niet eens normaal doen?

'Ik draag het voor iets, niet?' was mijn antwoord. Ethan hield zich er –verstandig- buiten, net als Castellan. Tobias ging met Alaric mee.

'Let maar op dat je je eigen hand niet afkapt.' Ik rolde met mijn ogen door die uitspraak.

'Waarom? Omdat jij niet tegen bloed kunt?' Zoals gedacht werd Tobias door dat weerwoord zo rood als een tomaat. Misschien had ik een gevoelige plek geraakt.

'Luister eens hier, wijffie-'

En werd hij onderbroken door Meester Bladespire. 'Allemaal hier komen. Nu.' Hij moest zijn stem niet eens verheffen, niemand was zo dom om het bevel te negeren. 

Ik grimaste en worstelde me door de hoop mensen, aangezien ik nu ook niet de allergrootste was. Niet klein –daar waren mijn benen te lang voor-, maar zeker niet groot. En als meester Bladespire iets ging voordoen zou ik het toch graag zien. Kwestie dat ik niet eerst 5 minuten als een dom geval moest staan staren naar de andere studenten voor ik de oefening door had.

Dat bleek niet het geval.

'Iedereen: zoek een partner –ik voelde meteen Ethans blik in mijn rug branden en grijnsde even- en ga sparren. Ik wil zien hoe ver jullie staan of wat er over gebleven is na de vakantie. Hup.' Druk gepraat barstte los.

Ik draaide me meteen om op mijn hakken om en beende in 2 brede passen naar Ethan.

'Hey partner.' zei ik vrolijk.

RidersWhere stories live. Discover now