3.1

32 3 4
                                    

Op een zonnige dag wandelen een aantal goden door Midgard: Odin, Loki en Frey. Genietend van het zonnetje besloten ze dat ze er nog een dagje zouden blijven. Als ze een huisje hadden gezien zouden ze daar aanbellen en om onderdak vragen, maar eerst wilden ze wat vangen. Ze wilden de bewoners niet tot last zijn. 'Daar!' Zei Loki, en hij wees met zijn vinger. 'Een dikke otter met een vette zalm, dat is twee vliegen in een klap!' De andere goden zagen hem nu ook en wouden hun wapens pakken, maar voor die tijd suisde er een steen door de lucht, afkomstig van Loki's slinger. De otter was op slag dood en ze namen hem over hun schouder mee op reis.

Verder ging de tocht, langs het beekje waar de otter in zat, naar een bos. Op een gegeven moment liepen ze door een akker. 'Dan zal hier vast wel een boer wonen.' Zei Odin, en hij had gelijk, want even later doemde er een kleine boerderij aan de horizon op. Het was maar een simpele boerderij: een rieten dak, niet de moeite genomen om te verven, maar de bewoners zouden vast wel een slaapplaats over hebben. Ze klopten er aan: 'Hallo,wij zijn op doorreis, en we zoeken een slaapplaats.' Ze dachten dat de stevig gebouwde boer die in de deuropening stond wel zou weten waar ze op uit waren, maar hij bleef nors staan. 'We zullen u niet van kast zijn, we hebben zelf eten bij ons, kijk: een mooie otter en een vette zalm.' De man bleef nog steeds staan. Naast hem kwamen nog twee mannen staan, jonger, maar net zo sterk. 'Die otter is hun broer.' Zei hij en wees naar de mannen, die zijn zoons waren. 'Jongens, grijp ze!'

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Apr 07, 2015 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

MythenWhere stories live. Discover now