❝ 09 ❞

15 6 37
                                    

Spijt, dat is wat ik voel terwijl ik mijn pen neerleg. Verdriet ook. Het was geen normale ruzie, niet wat anderen ruzie zouden noemen, maar voor ons was dit de doorslag. Voor haar dan.

We zijn beiden gekwetst geweest die avond, door elkaar. Ik wist niet dat het kon. Ik wist niet dat woorden zo verkeerd en hard konden aankomen. Wat die avond gebeurd was, had nooit mogen gebeuren, dat wisten we allebei.

Toch lieten we het gebeuren.

Ik sta op van de tafel, terug naar onze kamer. Naar haar boekje. De laatste pagina van het boek, zou geschreven zijn door haar. Alleen zij weet wat er staat, denk ik bij mezelf terwijl ik het opendoe op de laatste pagina. Voorzichtig scheur ik het eruit. Het voelt alsof ik haar verraad. Alsof ik onze belofte breek. De laatste pagina staat volgeschreven door haar, en heet ook letterlijk de laatste pagina. Ik stop hem achterin het boek en steek haar schrift in mijn zak. Ik weet wat me te doen staat, ik heb er zo lang naar uitgekeken.

Drie weken zonder haar waren een hel, ik weet niet hoe ik de rest van mijn leven uit kan houden. Gelukkig kan ik het haar nu vragen. Misschien krijg ik nu een antwoord.

Ik raap mijn jas van de grond en stop het boekje erin, terwijl ik hem aandoe. Ik aarzel even voor de deur. Is dit slim om te doen? Waarschijnlijk niet.

Maakt het uit? Nee, denk ik bij mezelf. Het maakt niemand wat uit. Niemand zal het ooit te weten komen.

Mijn handen duwen de deur open. Alles voelt surrealistisch. De slechte weg die voor me ligt, het donkere bos, de bomen die dicht op elkaar staan.

De hele weg kijk ik om me heen. De zenuwen gieren door me heen en ergens neem ik afscheid van mijn oude leven. Alles wat ik hier zie. Wat ik hier altijd gezien heb. Het voelt niet meer hetzelfde. Het is anders zonder Thana.

De gedachte dat ze hier nooit meer zal lopen beangstigd me. Er kruipen rillingen over mijn rug. Het begint te schemeren, weeral. In de winter zijn de dagen kort en koud. De wereld is wreed.

Het leven ook.

Langzaam worden de bladeren dichter, tot ze bijna al het licht tegenhouden. Vochtdruppels vallen op mijn hoofd en alleen het gekraak van takjes onder mijn voeten is te horen.

Toch voel ik me niet alleen, alsof er iemand naast me loopt...

Snel stap ik verder. Mijn hart klopt in mijn keel, waarschijnlijk is het te horen in het doodstille bos. Boom per boom ga ik verder, goed uit mijn ogen kijkend om niet te struikelen over wortels die zich in de grond hebben vastgezet. Haastig ga ik over in een soort looppas. De plotse angst overvalt me. Ik heb geen idee wat ik moet doen.

In de verte hoor ik geschreeuw. Het klinkt alsof iemand vermoord wordt, maar het stelt me gerust. Het wil zeggen dat ik bij de bibliotheek ben.

Voor me verschijnt de vage omtrek van een huis. Het gras staat nog steeds alle kanten op. De donkere ramen zijn nog steeds gevuld met spinnenwebben. Alles lijkt exact hetzelfde zoals in mijn herinneringen.

Voorzichtig betreed ik het pad naar de houten deur. Voor het eerst valt mijn oog op de grote, ijzeren grendel die eraan zit. Was die er toen ook?

Waarschijnlijk wel, hij zit gewoon los.

Ik duw voorzichtig tegen de deur. Mijn handen trillen en ik knijp mijn ogen toe wanneer hij opengaat.

Het blijft stil, op achtergrondgeluiden uit een andere kamer na. Geen Aurelia met haar zwarte haar en witte huid. Geen vreemde monsters als portiers. Alleen een brandende kaars, die een boek verlicht.

Snel glip ik naar binnen. De deur valt achter me dicht en ik haast me naar het grote boek...

Bibliotheca Universalis

voor je gaatWhere stories live. Discover now