XII

23 5 14
                                    

De Lichtelfen hadden geen haast om weer thuis te raken. Het was moeilijk om in te schatten hoeveel tijd er passeerde, zeker nu Loriël niet meer bij me was om me te helpen, maar ze waren al minstens een maand hier. Of zo voelde het toch alleszins.

Haexi had elke gelegenheid genomen om me op te zoeken, en ik had geen idee waarom. Ze was vriendelijk, vriendelijker dan de meeste elfen hier, en ik had na een tijdje beseft dat ik haar gezelschap niet eens zo erg vond.

Dat lag waarschijnlijk ook aan het feit dat ze het enige was dat ervoor zorgde dat ik me niet doodverveelde hier. Loriël en ik hadden enkele schaarse momenten weten te stelen, maar veel meer dan dat had ik ook niet aan haar. Niet dat ik het haar kwalijk nam. Het was Mythanars schuld. Dat maakte het echter niet aangenamer om mijn dagen alleen door te brengen.

Haexi wenkte me vanuit haar ligbed, en ik knikte naar haar als begroeting. Het zag ernaar uit dat het Hof van het Licht ook vandaag nog zou blijven. Ik wandelde richting de koningin, maar werd halverwege tegengehouden door een warme hand om mijn pols.

Ik keek op in de zachte ogen van Loriël. Mijn hart maakte een sprongetje, en ik voelde mijn mondhoeken omhoog gaan.

"Hé, moet je niet bij—"

"Kan ik je straks even spreken?"

Er zat iets dringends in haar stem, en ik zag nu pas hoe bezorgd haar blik stond. Ik knikte snel, en leunde naar haar toe.

"Is alles oké?"

Ze knikte, maar ik was niet helemaal overtuigd. Ze liet mijn pols los, en vouwde haar handen achter haar rug. Ze zag er een beetje star uit, en ik besefte meteen dat Mythanar gearriveerd moest zijn.

"Loriël..."

Ze haalde snel haar schouders op terwijl Mythanars bulderende lach de kamer vulde. Haar ogen flitsten naar de koning, en ik kreeg het gevoel dat er iets heel ergs mis was. Ik wilde haar bijna al naar buiten trekken, maar ze zette een pas achteruit om meer afstand tussen ons te creëren.

"Straks. Het is... Het is echt belangrijk dat ik het je zeg."

Ik knikte, want die indruk had ze me al gegeven. Ze glimlachte, maar de bezorgde uitdrukking verdween niet van haar gezicht. Ik wilde nog iets zeggen, dat mijn gevoelens voor haar nog steeds hetzelfde waren of zo, maar Mythanar zei haar naam, en ze draaide zich zonder twijfelen om. Ik keek haar achterna, en probeerde het onrustige gevoel in mijn maag te negeren.


Haexi leunde lui in haar ligstoel, en boog haar hoofd naar me toe alsof ze wilde achterhalen waarover we het gehad hadden. Ik wou haar bijna zeggen dat ik zelf geen idee had, maar ik had er de energie niet voor. Wat was er nu weer aan de hand? En wilde ik het wel weten?

Ik ging in de vrije stoel naast Haexi's ligbed zitten, en wreef vermoeid over mijn hoofd. Was het zoveel gevraagd om eens een moment van rust te hebben?

"Je hebt al veel sterren."

Ik fronste, en keek haar vragend aan. Ze wees naar mijn hand, en het duurde een tel voor ik me realiseerde dat ze het over de stippen op mijn vinger had.

"Sterren?"

Ze knikte, en ik staarde naar het patroon. Oh. Dat verklaarde waarom ze niet mooi op een rijtje stonden. Mijn vijfde stip was verschenen op de avond van Haexi's aankomst, maar ik had niet kunnen achterhalen wanneer hij net verschenen was. Het frustreerde me enorm, zeker omdat Loriël me niet meer kon vertellen wanneer ik geslaagd was voor de test. Wat die ook geweest was.

Hij stond zo goed als recht onder de vierde stip, die nog steeds niet volledig zwart was. Als ze echt sterren voor moesten stellen, zouden ze dan uiteindelijk een sterrenstelsel vormen? Ik probeerde het te vergelijken met de sterrenbeelden die ik me nog herinnerde, maar er schoot me niets te binnen.

Hart van ZilverWhere stories live. Discover now