IX

24 5 5
                                    

Het regende, en de lucht was grauwgrijs. Het was verwarrend en desoriënterend, aangezien het in het paleis geleken had alsof het een zonnige ochtend was. Ik bleef lopen tot mijn longen pijnlijk duidelijk maakten dat ik niet verder kon, en leunde met mijn voorhoofd tegen een boom.

Ik was hier niet voor gemaakt. Ik was overmoedig geweest, koppig en stom, en had gedacht dat ik de elfen duidelijk zou kunnen maken dat er niet met mensen gesold werd. En toch. Het enige wat ik hier bewezen had, was dat ze exact dat konden doen. Hun spelletjes verwarden me, en ik wist niet hoe ik me er tegen kon verzetten. Hoe ik mezelf kon beschermen.

"Matylda..."

Ik schudde mijn hoofd, niet bereid om naar haar te luisteren. Wat er daarnet in mijn kamer gebeurd was, zou ik niet zomaar kunnen vergeten, en het maakte me misselijk om erover na te denken. Van alle elfen hier, was Loriël wel de laatste waarvan ik verwacht had dat ze oneerlijk was.

Het was stom geweest van me. Natuurlijk was ze deel van het spel. Ze was mijn bewaker, hield me elk moment van de dag in de gaten, in opdracht van koning Mythanar, dus het was niet eens zo onlogisch. Het was onnozel dat ik mijn hart had laten verleiden om iets anders te denken.

"Ik weet dat het lijkt alsof—"

Ik draaide me bruusk naar haar om, niet langer in staat om me te beheersen.

"Alsof je me voor de gek houdt? Is dat dan niet precies wat je gedaan hebt? Een stom mensenhart veroverd, alsof het niets was?"

Loriëls ogen verwijdden, en ze zette een stap achteruit. Ik kreeg meteen spijt van mijn woorden, maar ik voelde me te verraden om me te verontschuldigen. Ze was een elf. Dit was wie ze was, en ik had het alleen maar aan mezelf te danken dat ik haar binnengelaten had. Ik had haar nooit moeten vertrouwen. Maar mijn hart was een verrader, en had mijn hoofd weten te overtuigen dat...

"Dit is geen spelletje voor me, Matylda."

Ik schudde mijn hoofd in ongeloof.

"Wat is het dan wel? Wat voor test heb ik daarnet doorstaan?"

De tranen sprongen in mijn ogen, en Loriëls blik ontweek me.

"Dat kan ik je niet zeggen. Dat wéét je."

Nog meer halve waarheden, of halve leugens. Ik had geen idee meer. Ik ging met mijn handen door mijn haren, en staarde naar het dorpje in de verte.

"Ik weet momenteel helemaal niets meer."

Ik draaide me om, en wandelde richting het dorpje, weg van het paleis. Dit werd me te veel. Ik had nooit naar hier mogen komen. Ik had geen idee wat me er nog allemaal te wachten stond, maar ik wist wel zeker dat ik het niet eens wilde weten.


Het was druk op het plein. Het rook er naar warm brood en verse vis, en ik voelde me er meteen pijnlijk thuis. Bij een van de kraampjes stond een man met een gerimpeld gezicht. Hij boog zich met trillende handen over een stapel vissen, en hij deed me zo sterk aan de ene helft van de Tweeling van Vissers denken dat ik niet anders kon dan hem benaderen. Hij keek geschrokken op van zijn werk.

"Oh, het spijt me. Ik doe mijn best om zo snel mogelijk verkoopbare vis te hebben, maar mijn handen doen wat moeilijk."

Hij keek verontschuldigend naar het trillende mes in zijn handen.

"Mijn zoon helpt me normaal, maar hij had het te druk vandaag. Geef me even, dan kan ik je verder helpen."

Ik schudde snel mijn hoofd, en plaatste mijn handen om zijn hand.

"Laat ons je helpen."

Loriël maakte een protesterend geluid, en het gaf me een tevreden gevoel. Ik wist dat ze hier zich niet op haar gemak voelde. Ik merkte het in de manier waarop ze schuchter om zich heen keek, en om de paar minuten weer over haar schouder naar het paleis keek. Het kon me niets schelen. Ze had me pijn gedaan, en ik had even tijd nodig.

Hart van ZilverWhere stories live. Discover now