Proloog

275 11 3
                                    

Ik word wakker van een zoemend geluid. Ik had mijn wekker gezet om 03:21. Stilletjes sla ik de deken van me af. Met mijn kleren nog aan sta ik op en loop naar mijn kast die in de hoek van de kamer staat. Mijn kamer is niet zo groot. Mijn broers nemen alle ruimte in beslag, dat is één van de redenen waarom ik wegga. Ik voel me hier te.. Hoe noem je dat? Waardeloos, dat is het woord dat ik zocht. Ik voel me een nietsnut.
Het is niet leuk om 2 oudere broers te hebben en dan de jongste zijn. Je mag niets, je kan niets, je doet niets.
Het leven is hier saai voorbij het hek. Alles draait om de facties en over de voortgang ervan. Daarom ga ik er ook heen, om het van dichtbij te beleven, om het zelf mee te maken wat iedereen er nou zo leuk van vind. Ik pak mijn tas die ik al zo lang achter in mijn kast heb staan. Ik was áltijd klaar om te vertrekken, en nu ga ik dat eindelijk doen.

De 3e traptrede kraakt, dus die ontwijk ik. Als ik beneden ben kijk ik in de keuken naar eten voor onderweg:
Twee rollen chocolate-chip koekjes, drie pakjes droge crackers, twee flesjes water. Ik pak nog een appel om nu mee te nemen en dat is het. Hiermee red ik het wel tot het hek.
Ik heb een brief geschreven:

"Lieve mam en pap,

Sorry dat ik dit doe maar ik moest hier weg. I.."

Een hard geluid komt vanuit de slaapkamer van mijn jongste broer!
Ik ren snel naar de achterdeur en zet het op het rennen. Ik ren zo snel mogelijk naar het treinspoor gelukkig komt de trein er net aan. De grote koplampen komen steeds sneller op me af.
Gelukkig heb ik vaak geoefend om in een trein te springen, anders was het nooit gelukt. Ik zei tegen mijn ouders dat ik bij een vriend bleef logeren toen ik begon te oefenen. Ongeveer een jaar geleden.
Ik pak het handvat en zwaai mezelf de trein in. Ik ga in de hoek zitten en trek mijn knieën op terwijl ik nadenk kver de volgende stap.
Ik heb dit plan al heel lang, ik heb alles tot op de punten uitgewerkt maar alsnog loop ik vast. Ik weet het niet meer. Schuld gevoel komt me tegemoet en ik wil huilen, maar houd mezelf sterk.
Als ik een teken van het hek zie sta ik op en loop naar de rand van de trein.
De lucht waait langs me heen als ik me uit de trein laat hangen.
Dan zie ik de beveiligers. Ik kruip naar binnen en maak een bolletje van mezelf zodat ze me niet zien.
"Ik ga eindelijk naar binnen" fluister ik zachtjes en met ongeloof.

Ik hoor het hek sluiten, maar blijf nog even zo zitten.
Dan sta ik weer op en kijk waar ik ben.
Ik zie een heide. En een groot glazen gebouw; ik ben dichtbij de 'fik' zo noemen ze het hier. Bij ons heet het 'het controle gebouw' maar sinds dat ik nu in het hek ben noem ik het ook de fik.
Ik spring uit de trein en loop de snelheid van me af.
Ik ga zitten op het dichtstbijzijnde bankje.
Ik ben voorbij het hek, het is gelukt!
Wat nu? Hoe moet dit verder? Naar welke factie zal ik gaan?

Oprechtheid? Nee, ik zou nooit zo open kunnen zijn. Niemand zou dat hoeven zijn.

Vriendschap? Ook niet, het is zo dicht bij huis. Ik weet niet of ik dat aan kan.

Zelfverlogening dan? Ik begin te twijfelen. Het is een mooie factie maar hoor ik hier thuis?

Hmmm zo kom ik nooit verder.

Ik wilde altijd al een tatoeage, maar ik mocht het nooit van mijn ouders omdat ik te 'jong' ben. 'Ik ben al twaalf hoor!' Dat was wat ik altijd riep tegen mijn ouders.
Maar nu ben ik in het hek, nu ben ik hier, in deze wereld, deze samenleving met vijf facties, waaronder Onverschrokkenheid.

Dat is mijn volgende halte, Onverschrokkenheid!

Divergent fanfictieМесто, где живут истории. Откройте их для себя