5. Wat nu?

180 12 2
                                    

Ashley pov

Ik stapte met volle moed de trein uit. Ik merk hoe hard het regent en hoe koud het is. Ik sleep mijn koffer achter me aan het drukke station over en vijf minuten later sta ik onder een afdakje te schuilen. Door mijn hele lijf voel ik kippenvel. Mijn hand houd stevig de koffer vast die naast me staat, mijn andere arm hangt slap naar beneden. Mijn haar is veranderd in doorweekte slierten die warrig om mij heen hangen. Meteen heb ik spijt dat ik een jurkje met een zomerjasje aan heb getrokken. Wist ik veel dat het hier tien graden kouder zal zijn dan in mijn oude stad waar ik woonde?

Eerst maar eens een hotel opzoeken. Ik weet dat iedereen me hier raar aanstaart aangezien ik er in zomerkleding bij loop. Maar dan bedenk ik me dat ik alléén maar zomerkleding bij me heb. Moet ik hier wel blijven? Of de eerst volgende trein pakken met de hoop dat ik in een warmer gebied terecht kom?

Uiteindelijk besluit ik hier toch een nachtje te blijven. Ik heb niet weer zin om vandaag nog drie uur in de trein te zitten. Tenslotte heb ik best zin om even lekker wat uit te rusten. Als het minder hard regent, loop ik het station af. Een blauw bordje met de stadsnaam erop verraad het al: ik ben in Zwolle. Gelukkig ken ik niemand hier in Zwolle, want als er hier familie of vrienden zouden wonen, had ik zo de trein weer gepakt om vervolgens weer naar een andere stad te reizen. 

Na een stuk lopen ben ik in de stad. Ik heb ook al een hotel gevonden die me wel redelijk lijkt. Ik loop het hotel in en stap op de balie af waar een vrouw zit met felrode lippenstift en een knot strak naar achteren gebonden. 'Goedemiddag, hoe kan ik helpen?' Vraagt ze met een glimlach op haar gezicht. 'Ik wil graag een hotelkamer boeken. Voor één nacht.' Zeg ik beleefd. De vrouw kijkt me nu fronsend aan. 'Ben je bekend met de prijzen?' 

Ik antwoord niet. Nadenkend kijkt de vrouw mij aan. 'Waarom wil je eigenlijk een kamer?' Vraagt ze dan. Waarom is ze zo nieuwsgierig? Ik rol met mijn ogen, draai me om en loop langzaam het hotel uit. 'Prettige dag nog!' Roept de vrouw nog na, maar ik reageer niet. Ze is het niet waard. Waarom kan ze me geen kamer geven? Omdat ik er uit zie als iemand die vijftien is of omdat ze denkt dat ik het niet kan betalen?

Plotseling voel ik tranen in me opkomen. Wat had ik ook gedacht? Dat ik gewoon even in een vreemde stad kon leven? Ik ken niemand hier. Ik kan nergens naar toe. Even twijfel ik of ik mijn broer moet opbellen, maar ik doe het toch niet. Ik ga een stukje door de stad heen lopen. Maar uiteindelijk merk ik dat ik de stad al uit ben. Ik kom een soort parkje tegen met een speeltuintje en voetbalveldje. En achteraan zie ik nog wat baskets uitsteken, dus waarschijnlijk zit hier ook nog een basketbalveldje.

Ik ga op een bankje zitten voor het speeltuintje. Het is best rustig. In het speeltuintje is niemand. Is ook niet zo gek met dit weer. Als ik weer denk aan de harde woorden van mijn broer prikken de tranen al in mijn ogen. Diep in mijn gedachten en glazig voor me uitkijkend schrik ik opeens op. Ik slik gauw me tranen weg en ga staan. Er staat een jongen voor me met zwart haar en een best gespierd lichaam. Mijn ogen kruizen twee bruine ogen, zíjn ogen. Hij houd een voetbal onder zijn arm geklemd. Een paar meter achter hem staat een groepje, dat waarschijnlijk bij hem hoort. Sommige uit het groepje staan te roken. 

'Kan je het zien?' Vraag ik. Hij kijkt me fronsend aan. Die vraag had hij vast niet verwacht. 'Waarom loop je in zomerkleding? Het is zeven graden hier.' Vraagt hij. 'Dat gaat je niks aan.' Antwoord ik sarcastisch. 'En waarom heb je die koffer? Waar kom je vandaan?' Hij wijst naar mijn koffer. 'Gaat je ook niks aan!' Waarom wil hij dat allemaal weten? 'Oké dan.' 

Met opgetrokken wenkbrauwen en met mijn armen in mijn zij gedrukt kijk ik hem geïrriteerd aan. 'Sorry hoor, dame.' Hij laat de voetbal op de grond vallen en gooit dan onschuldig zijn handen omhoog. Zijn mondhoeken krullen omhoog, dan loopt hij naar achter en stapt terug naar zijn groepje.

Ik slik onhoorbaar. Waar moet ik heen? Wat moet ik doen? Ik weet het allemaal niet meer. Ik stap op het groepje af en tik de jongen die me net ook aansprak op zijn schouder. Verbaast draait hij zich om. 'Ja?' Vraagt hij. Ik kijk naar mijn schoenen, die opeens heel interessant lijken. Als ik weer op kijk verdrink ik in zijn prachtige bruine ogen. 'Wat is er?' Vraagt hij. De werkelijkheid dringt tot me door. 

Maar ik geef geen antwoord. Dan trekt hij me van het groepje vandaan. Ik hoor wat jongens uit het groepje fluiten, maar negeer het. Dan steekt hij zijn hand op die ik twijfelend schud. 

'Max.'

'Ashley.'

Ik laat zijn hand weer los. Ik zie hem nadenken. 'Waar woon je?' Vraagt hij. Ik slik. 'Nergens.' Zeg ik uiteindelijk. 'Dus je bent.. dakloos?' Ik hoor een lachje in zijn woorden verschijnen. 'Vind je dat grappig?' Hij kijkt me serieus aan. 'Hoe komt het dan dat je dakloos bent?' 

'Weggelopen.' Geef ik toe. Ben ik echt dakloos? Ik heb een huis, een familie. Alleen niet hier. Dat hoeft hij ook niet te weten, dan gaat hij toch zeggen dat ik terug moet gaan. 'Je ziet er niet echt uit als een zwerver.' Ik zie hem nadenken. 'Blijf vannacht bij mij, ik kan je toch niet buiten laten slapen?' Ik moet lachen. 'Ik red me wel, toch bedankt.' Denkt hij echt dat ik bij een vreemde jongen blijf slapen? Straks mishandeld of verkracht hij mij. Maar hij ziet er niet uit om zoiets te doen. Ik probeer nog wel wat hotels, denk ik.

----------------

Oké, omdat dit hoofdstuk steeds langer werd besloot ik maar even te stoppen. Ik ga direct door het volgende hoofdstuk te schrijven. Ik denk dat dit een wat saaier hoofdstuk was, maar geloof me, het word nog wel spannender.


Gone girlWhere stories live. Discover now