Wanneer het sneeuwt

נכתב על ידי xYourDisneyPrincess

7.3K 367 146

- WATTY WINNAAR 2020 - NEW ADULT - Robin en Arwen zijn al beste vrienden sinds het middelbaar, zo goed als on... עוד

❄ Voorwoord ❄
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Hoofdstuk 22
Hoofdstuk 23
❄ Dankwoord ❄
❄ Watty ❄

Hoofdstuk 15

208 10 7
נכתב על ידי xYourDisneyPrincess

De twee dagen na het trouwfeest ging ik gewoon werken alsof er niets aan de hand was. Ik wilde mijn klanten, zowel de vaste als de dagjestoeristen, niet in het donker laten over mijn vertrek, maar als ik er iets over de wereld in zou sturen, zou dat het hele gebeuren veel echter maken. Dus zei ik er niets meer over, tegen niemand, en weigerde ik er zelf te veel aan te denken.

Op zaterdagochtend ga ik, de slaap nog uit mijn ogen wrijvend, naar de keuken – zoals ik eigenlijk elke ochtend doe wanneer ik moet gaan werken. Een goed ontbijt helpt me altijd beter de dag door. Bij de deur hou ik echter meteen halt. Ik hoor meer dan één stem binnen. Amelia praat tegen iemand... mijn moeder.

Ik trek een wenkbrauw op en open de deur. Bij het aanrecht zie ik inderdaad mijn moeder staan, vrolijke lach op haar gezicht, en haar krullen in een hoge dot gedraaid. Naast haar staat Amelia, met een al even vrolijke lach, groenten te snijden.

Zodra ze mijn aanwezigheid opmerken, kijken ze mijn kant op. Beiden wensen ze me een goedemorgen, voor ze fluisterend hun gesprek verder zetten, af en toe grinnikend.

Even trekken mijn wenkbrauwen zich in een frons, maar ik besluit ze al snel gewoon te negeren, terwijl ik om ze heen draai en alles zoek wat ik nodig heb voor mijn ontbijt. Ik moet zo goed als alle kasten open trekken voor ik de doos cornflakes vind, niet op de plaats waar ik het gisteren achtergelaten heb.

'Oh ja, sorry, jongen, ik vind dat de cornflakes daar beter staat dan in die andere kast,' zegt mijn moeder, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om zomaar de kasten te gaan reorganiseren.

Ik mompel wat en ga aan tafel zitten. Eigenlijk had ik het kunnen verwachten. Mijn moeder vindt altijd wel een manier om ergens haar aanwezigheid duidelijk te maken. Soms door het gesprek te domineren, soms door te laat te komen of zoals nu: door de kasten naar haar wil te herschikken. Op zulke momenten doet ze me vreselijk hard aan Arwen denken – en dat weet ze zelf ook.

Wanneer ik klaar ben met eten en alles afgeruimd heb, los ik een woordzoeker op uit mijn puzzelboek, om daarna naast Amelia bij het aanrecht te gaan staan. Kijkend naar hun handelingen, vraag ik: 'Is dat al voor het feest vanavond?'

Mijn huisgenoot knikt. 'We doen de minst leuke dingen nu al en de rest doen we later.'

Ik kijk van haar naar mijn moeder. 'En je hebt mijn moeder gebeld om te helpen?'

Voor ze zelf kan antwoorden, zegt mijn moeder al: 'Aangezien je lieve vriendin hier wel moeite wil steken in feestelijkheden, in tegenstelling tot,' ze kucht even veelbetekenend, 'heb ik zelf besloten te komen helpen. Ik heb aan haar gevraagd of er nog een feestje zou zijn.'

Verbaasd open ik mijn mond, om hem twee tellen later meteen weer te sluiten. Ik frons, trek mijn wenkbrauwen op en frons weer. Daarna open ik opnieuw mijn mond en zeg ik: 'Je hebt het aan haar gevraagd,' wijzend naar Amelia, 'en niet aan mij.'

Mijn moeder knikt. 'Wanneer was de laatste keer dat jij mijn hulp ergens bij wilde?'

Ik open mijn mond nog een keer, precies herhalend wat ik net ook deed, sluiten, openen, sluiten en hem dit keer ook echt dichthoudend. De zucht die over mijn lippen rolt, is luider dan ik hem wilde hebben. Niet wetend wat ik nog kan zeggen of doen om tegen haar in te gaan, kijk ik op de klok.

'Ik moet maar eens gaan,' zeg ik dan, zo luchtig mogelijk.

'Naar je werk?' vraagt Amelia.

Ik knik. 'Ik ga vroeger dichtdoen, maar waarschijnlijk gaat de rest nog altijd voor mij hier zijn.' Dat was de voorbije jaren immers ook zo. Vandaar dat Felix één van de reservesleutels heeft, zodat hij de anderen kan binnenlaten als dat nodig is – plus hij heeft dit huis wel vaker als schuilplaats gebruikt, wanneer zijn ouders verbale oorlog voerden.

'Ik zie ze wel verschijnen.' De brunette glimlacht klein naar me.

Ik buig al voorover om haar een afscheidskus te geven, maar besef dan dat mijn moeder er nog gewoon naast staat en plant een kus op haar wang. Er zijn grenzen aan hoe ongemakkelijk ik me wil voelen. Daarna geef ik mijn moeder ook een kus op haar wang. Voor ik bij haar weg kan stappen, trekt ze me tegen zich aan in een moederlijke omhelzing en fluistert ze in mijn oor: 'Je mag best om hulp vragen als er iets niet gaat zoals je wilt. Je bent misschien volwassen, maar ik ben nog steeds je moeder en ik ben pas gelukkig als jij dat ook bent.'

Ik word losgelaten en weet niet goed wat te zeggen, dus knik ik maar, terwijl ik haar in haar blauwe ogen kijk. Had ze het over het café? Dat kan toch niet, dan had Arwen het haar moeten zeggen. Arwen tegen mijn moeder, nee, dat is onmogelijk.

'Tot straks dan,' zeg ik tegen Amelia, me naar de deur begevend. Tegen mijn moeder zeg ik: 'En voor jou, tot volgende week.'

Met mijn hand al op de deurknop, zegt laatstgenoemde nog snel: 'Oh, en vergeet niet dat Cynthia komt, bereid je voor.'

Ik knik snel, het maar half gehoord hebbend en loop de hal in. Wanneer ik mijn jas aan het aandoen ben, hoor ik Amelia en mijn moeder alweer onder elkaar lachen. Die twee kunnen veel te goed met elkaar opschieten.

Pas wanneer ik al bij Yara's auto sta op de oprit, dringt tot me door dat mijn moeder het net had over mijn oma. Cynthia. Mijn vaders moeder. Het grootste kreng op deze aardbol. Ik vloek binnensmonds. Nog een minpunt om toe te voegen aan het steeds langer wordende lijstje.

-

Ik kan wel zeggen dat ik mezelf ervan weerhoud om te veel te denken aan mijn steeds dichter komende afscheid, maar in realiteit is het makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker wanneer ik achter die zo vertrouwde bar sta, uitkijkend op de zo vertrouwde muren van Café Hood en de winkels aan de andere kant van de straat.

Met mijn vingers ga ik over het houten tabblad van de toog, iedere nerf volgend alsof ik ze zelf aan het tekenen ben.

Naar iedere klant die binnenkomt, glimlach ik. De glazen staan klaar, de koelkasten zijn gevuld en de tafels schoon. Zo zal het morgen zijn, overmorgen en alle volgende dagen... tot drie januari. Dan pas, zo laat mogelijk, zou ik alles inpakken. Ik weet zelfs nog niet waar ik al mijn spullen kwijt kan. In mijn appartement is er in ieder geval geen plaats voor.

Het is zo onwerkelijk dat ik hier binnen een week niet meer zal staan. Geen neonlichten meer aan de muur die Robin Hood uitspellen, geen verkeerde stoelencombinaties meer, geen café meer om mijn vrienden in uit te nodigen.

Wat gaan we doen dan? Waar gaan we afspreken? Dat zijn zorgen voor later, hou ik me voor.

Glazen vullen, hapjes in potjes steken, tafels bedienen. Tafels afruimen, glazen wassen, afdrogen. Arwen had gezegd dat ik bij haar in de winkel kon gaan werken. Ik betwijfel dat ik daar één van deze handelingen zou moeten uitvoeren. Het is werk, maar ik kan me mezelf niet voorstellen met ander werk.

Ik word uit mijn gedachten gesleurd door de deur die veel te hard wordt opengesmeten. Hij botst bijna tegen de muur, terwijl Liam zo goed als naar me toe gestampt komt.

Ik kijk de rest van het café rond, hopend dat iemand mijn aandacht vraagt. Iemand, alsjeblieft, al is het maar om lege glazen af te ruimen, alles liever dan met hem te moeten praten. Niemand kijkt ook maar mijn richting uit. Sommigen kijken wel even naar de nieuwkomer, maar zijn al snel weer met anderen in gesprek of gefocust op hun drank.

Het lijkt me sterk dat Arwens man gewoon een babbeltje komt doen, zeker wanneer ik zijn ogen kan zien vuurspuwen. Ik heb niets misdaan, echt niet.

Wanneer hij voor me staat, zegt hij ijzig kalm: 'Robin.'

Ik hou me rustig, of doe in ieder geval een poging tot, maar mijn vingers vouwen mijn handdoek oneindig open en toe en over en weer. Mijn blik vindt de zijne, zijn groenbruine ogen zijn rooddoorlopen en dik. 'Liam,' knik ik ter begroeting, 'wil je wat drinken?'

De man schudt meteen zijn hoofd. Hij ziet er verwilderd uit, een beetje beestachtig. 'Stop maar gewoon met die vriendelijkheid. Je mag me niet, ik mag jou niet, Arwen is er niet bij.'

Ik trek mijn wenkbrauwen kort op, maar knik dan met een scheve grijns. 'Wat jij wil.'

Hij balt zijn handen tot vuisten, brengt ze omhoog, sluit zijn ogen even, en legt ze dan op de toog. 'We moeten praten, Robin, over Arwen,' hij maakt een paar vage armbewegingen, 'over ons, over jullie.'

Ik knik simpelweg, maar laat mijn blik ook weer over de andere mensen in het café glijden. Wanneer ik werk wil krijgen, zoals nu, kunnen ze hun hand niet opsteken of mijn aandacht op een andere manier vragen, maar wanneer ik dan druk bezig ben, dan doen ze het allemaal tegelijk. Maar net hou ik een zucht in, wanneer ik mijn blik weer op Liam laat vallen.

Voor enkele tellen bol ik mijn wangen op, terwijl ik zijn gezicht bestudeer. Er staan stoppels op zijn wangen en kin, zijn haar is niet gekamd en er zitten dikke wallen onder zijn toch al opgezwollen ogen. Ik heb hem al gelukkiger gezien.

'Kijk, Liam,' ik gebaar naar de rest van de ruimte, 'ik ben aan het werk. Kan het misschien wachten tot vanavond? Er zal wel een kamer zijn in mijn huis waar we ons kunnen terugtrekken, als je privacy wil.'

Hij kijkt me lang aan, zonder iets te zeggen. Hij trekt zijn wenkbrauwen op, lippen stijf op elkaar geperst.

Op deze manier zou het een lange namiddag worden.

Ik schraap mijn keel en haal mijn handen eindelijk van mijn handdoek af. 'We hebben dat kerstfeest, weet je nog? Heeft Arwen dat misschien niet doorgegeven? Jij mag ook komen.'

Liam kijkt me nog een keer lang aan, knarsetandend ditmaal. Uiteindelijk maakt hij zijn blik los van de mijne, om naar een punt achter me te kijken – misschien heeft hij iets interessanter gevonden op de kast, of iets wat minder pijnlijk is om naar te kijken.

Wanneer de stilte niet eindigt, zie ik een paar klanten vertrekken. Perfect, dan kan ik de tafel gaan afruimen. Vervolgens steek ik de lege flesjes in de juiste bakken, was ik de glazen af, laat ik het water uit de wasbak weg lopen en vul ik het opnieuw met vers water.

'Robin,' hoor ik dan. Ik kijk op, opnieuw in Liams roodomrande ogen. 'Is Arwen me aan het bedriegen?'

Ik kan het niet helpen, een lach verlaat mijn lippen. Al die keren dat hij dat misschien wel had mogen insinueren en juist nu, van alle momenten, komt hij me dit vragen. Oké, we zijn met z'n tweetjes naar het trouwfeest geweest, en ja, het had langer geduurd om er te geraken dan verwacht, maar als dit was waar ze ruzie over hadden toen, dan heb ik er niets mee te maken.

Zijn mond valt open in een 'o'. Hij slikt, maar houdt zijn mond niet dicht. Zijn blik verandert te snel om er één emotie aan te kunnen koppelen. Kwaad, teleurgesteld, ontgoocheld... ik weet het niet.

'Liam,' zeg ik, een glas afdrogend, om toch iets met mijn handen te kunnen doen, 'Arwen en ik hebben geen seks meer gehad sinds...' ik werp een blik op het plafond, maar schud dan mijn hoofd, 'te lang geleden om het me te herinneren, maar jullie hadden toen nog niets. Ze kende je toen zelfs nog niet, of nauwelijks.' Ik lach nog een keer, de situatie te gek voor woorden. 'In ieder geval, als ze je bedriegt, en dat betwijfel ik ten zeerste, dan is het niet met mij.'

Hij opent zijn mond en sluit hem weer. Zijn wenkbrauwen worden langzaam in een frons getrokken. Hij is nog niet overtuigd.

'Bovendien, Liam, heb ik iets met Amelia nu.' Niet de hele waarheid, maar ook geen leugen.

'O,' hij slikt en gaat over op gemompel, 'dan is het echt míjn kind.'

המשך קריאה

You'll Also Like

328 38 5
Het tweede deel van Waarom ik? waarin het het verhaal van Magdalena en Caine weer gaan volgen maar dan een paar jaar later, wanneer alles al over en...
150K 7.3K 16
Nu alles goed gaat tussen David en Eliza, zijn sommige mensen hier toch niet zo gelukkig mee. Andere spelers komen in het spel en beginnen te strijde...
237 2 8
Dit boek gaat over Emily ter reegen tweeling zus van Milo (zonder dat ze het weten) Als Emily een moeilijke tijd heeft bersluiten haar ouders te gaan...
12 0 2
Dit verhaal gaat over een meisje genaamd Emily. Ze is het zusje van Koen van Heest. Ze heeft ruzie gekregen met haar ouders waardoor ze uit huis is g...