Hoofdstuk vijfentwintig

3 0 0
                                    

Ik was zes toen ik Aiden voor het eerst ontmoette. Ik kan het me nog herinneren alsof het gisteren was. Ik was doodsbenauwd voor de ontmoeting. Vooral voor de ontmoeting met zijn vader. Zijn vader, Valerius, zou me leren hoe ik met mijn groeiende gave om moest gaan. Mijn moeder had gezegd dat hij dat alleen zou doen als ik een goede indruk op hem maakte. Nadat ik die dag Valerius had ontmoet, die minstens net zo intimiderend was als Aiden tegenwoordig kan zijn, bleef ik achter met zijn zoon. Onze ouders gingen in een andere kamer over "grote mensen dingen" praten.

'Ik ben Aiden', zei de jongen met het zwarte haar en de zwarte ogen, die boos had gekeken vanaf het moment dat ik binnen was gekomen.

'Ik ben Avelia'.

'Jij bent klein'.

'Jij bent onaardig,' antwoordde ik.

Dat deed de boze jongen lachen. 'Ik weet een plek waar we onze ouders kunnen afluisteren. Ga je mee?'

'Ja.'

En zo werden Aiden Valentar en ik beste vrienden.

'Psst...' Ik schrik op uit mijn gedachten. 'Psst.'

Ik kijk de bibliotheek rond, maar ik kan niet zien waar het geluid vandaan komt.

'Hier boven.' Op de balustrade voor de bovenste rij boekenkasten staat een Nigrum.

'Joost, ben jij dat?'

Joost de Bruine doet zijn capuchon en masker af. 'Ik probeer al twee minuten lang je aandacht te trekken. Zat je te slapen?'

'Laat haar toch met rust, Joost. Als je zo naar doet, gaat ze ons nooit helpen.' De boekenkast achter Joost verschuift en een deur wordt zichtbaar. Dirk de portier komt naar buiten. 'Hi, Avelia.'

Ik sla het boek dicht wat ik eigenlijk zou moeten bestuderen. 'Hallo. Van waar deze geheimzinnigheid? De bibliotheek heeft ook een normale deur, hè.'

Joost komt via de trap de balustrade af. 'De Koning heeft strikte orders gegeven dat je niet gestoord mag worden als je hier aan het studeren bent. En daarnaast horen Dirk en ik eigenlijk ergens anders te zijn.'

'We hebben je hulp nodig bij ons meesterplan,' roept Dirk vanaf de balustrade.

'Niet zo hard, Dirk.' Hij draait zich naar me om. 'Kom mee. Dan bespreken we dit verder op een locatie waar de Koning niet ieder moment binnen kan wandelen.'

Ik heb geen idee wat er allemaal aan de hand is, maar alles is beter dan mijn huiswerk. Ik leg mijn spullen zo neer op de tafel dat het lijkt alsof ik even naar het toilet ben, maar neem wel mijn jas mee. Sinds ons gesprek van vorige week heeft de Koning besloten dat ik voortaan permanent in het Paleis woon. Iedere middag dien ik mijn huiswerk in de bibliotheek van het Paleis te maken. Hij komt minstens één keer per middag checken of ik er ook daadwerkelijk zit. Ik heb geluk dat hij net is geweest. De kans is niet groot dat hij me gaat missen als ik even weg ben.

Ik volg Joost en Dirk door een aantal stoffige gangen totdat we uiteindelijk in de garage van het Paleis uitkomen. Ik stap samen met de twee mannen in één van de geparkeerde auto's. 'Gaan jullie me nu vertellen wat er allemaal aan de hand is en waarom jullie mijn hulp nodig hebben?' vraag ik als op de achterbank klauter.

Dirk en Joost kijken elkaar kort aan. Joost neemt het woord. 'Je moet de Kroonprins overtuigen dat het grootste deel van het personeel van het Paleis en de Nigrum vanmiddag vrij krijgt zodat we een sleebaan kunnen opzetten op de heuvel achter het Paleis.'

'Je wilt wat?' Ik barst in lachen uit. 'Dat kan je niet menen!' In mijn tijd in het Paleis is het me duidelijk geworden dat zulke leuke dingen hier niet gebeuren. Ik moet toegeven dat de heuvel achter het Paleis een enorm goede plek is voor een sleebaan. Het zou zonde zijn om niets met de vers gevallen sneeuw te doen.

Schim achter de Kroon (Vilori #1)Wo Geschichten leben. Entdecke jetzt