Hoofdstuk 14

167 16 71
                                    

Dinsdag 23 december 2014, Riverdales landhuis, Drogheda, Ierland, 10:25 AM



Vredig en zorgeloos opende ik rustig mijn ogen en keek rond me heen. Meteen herkende ik het bos waar ik al eerder was geweest. Dit was het bos van eerder, maar nu leek het zo vredig, zo kalm. Er waren dieren; konijnen, herten, vlinders, noem maar op; zoveel bloemen; narcissen, rozen, viooltjes; er was zoveel leven. Alsof de vorige gebeurtenis nooit had plaatsgevonden. Mijn ogen vielen van mijn omgeving naar mezelf en toen ik mezelf bestudeerde, merkte ik op dat ik vreemde kledij droeg; het waren niet de kleren waarmee ik was gaan slapen. Mijn jeansbroek, mijn witte t-shirt en mijn roze vest waren vervangen door een lang wit kleed dat nauw rond mijn middel klemt en wijd over mijn benen valt, zodat mijn benen plaats hebben om vrij te kunnen bewegen. Mijn wenkbrauwen fronsten terwijl ik het satijnachtige jurkje bestudeerde. Nog nooit had ik deze jurk in mijn hele leven gezien of nog nooit naar deze jurk begeerd. Dus hoe was het mogelijk dat ik droomde over deze jurk? Een heel zacht getinkel in mijn linkeroor trok mijn aandacht en gehaast keek ik op, maar zag niets. Fronsend keek ik terug naar de jurk die ik aanhad, en terwijl ik deze bestudeerde, hoorde ik weer een getinkel, maar deze keer in mijn rechteroor. Zo snel als de bliksem keek ik weer op, maar weer zag ik niets dat dit soort geluid kon maken. Ik fronste dieper en mijn hoofd begon te bonken. Ik was toch niet weer gek aan het worden. Net als ik mijn gezond verstand in twijfel begon te trekken, zag ik een klein balletje van... licht? Vol verbazing staarde ik naar het klein balletje van licht en bemerkte dat het alsmaar dichterbij kwam. Niet veel later verscheen er nog één en de twee lichtballetjes zweefden naar me toe. Toen ze recht voor mijn ogen zweefden, kon ik ze beter bestuderen en bemerkte iets wonderbaarlijks. Ze hadden kleine armpjes, en beentjes! Geschokt staarde ik naar de twee gloeiende kleine mensjes die zweefden voor mijn eigen ogen. Ze keken me aan met een blik vol verwondering, alsof ze nog nooit zoiets als ik hadden gezien. Toen ze nog wat dichterbij kwamen, zag ik plots iets achter hen fladderen, iets doorschijnend. Het waren kleine vleugeltjes! Dus deze kleine wezentjes waren...

"Feeën..." mompelde ik en de kleine wezentjes giechelden luidop, het geluid klonk als een belletje. Ze knikten hun hoofdjes en wenkten me om hen te volgen. Met gerustheid in het hart volgde ik hen richting het bos. In al mijn dromen was ik eigenlijk nooit het bos ingegaan. Meestal bleef ik gewoon in het open veldje en voordat er iets anders kon gebeuren, werd ik altijd wakker. Maar nu dat ik het bos eindelijk kon bekijken, vroeg ik me af waarom ik nooit eerder had rondgewandeld. Het bos was prachtig: Vogels zaten op de takken van de hoge en brede bomen en zongen uit volle borst, eekhoorns draaiden rond de bomen, konijnen huppelden over het gras, herten graasden en dazen kropen in hun hol. Ik keek rond in wonder. Het was net een sprookjesbos. Het hevig getinkel deed me ontwaken uit mijn trance. Verbaasd keek ik op en zag dat de feeën hevig aan het bewegen waren bij een bosje lianen. Nieuwsgierig liep ik naar hen toe met gehaaste passen. Toen ik bij hen aankwam, deden ze een sierlijke beweging met hun armen en plots bewogen de lianen zich van elkaar en vormden een opening. In schok door de verwondering bleef ik staren naar de opening totdat ik een hevig getinkel hoorde; de feeën werden wat ongeduldig. Dus ik kwam over mijn verwondering heen en wandelde door de opening. Mijn ogen wijdden zich toen ik opkeek. Daar, niet zo ver van mij, stond een gigantische, maar dan ook echt gigantische, boom. Het leek net een alsof de boom bestaat uit verschillende bomen die zich rond elkaar hebben gewikkeld. Reusachtige takken staken langs alle kanten uit en aan de takken groeiden prachtige groene bladeren.

"Prachtig," zuchtte ik zachtjes terwijl ik naar de boom toe wandelde. Telkens als ik dichterbij kwam, kreeg ik meer details te zien van de boom. Toen ik pal voor de boom stond, bemerkte ik dat een hoop vruchten op de grond waren gevallen en ze zagen er goed uit. Met een glimlach nam ik een appel van de grond en inspecteerde hem goed. Natuurlijk kon ik niet 100 procent of de appel wel goed was, maar ik nam het risico. Wat kon een rotte appel nou kwaad? Vastberaden nam ik een hap van de appel en man, ik was zo blij dat ik het risico had genomen, want de appel was heerlijk. Hij was lekker zoet en sappig. De feeën zouden dit geweldig vinden. Met een brede glimlach draaide ik me om en...

The Protector (On hold/Editing)Where stories live. Discover now