Hoofdstuk 10

232 42 34
                                    

Al strompelend liep ik door het vieze, donkere moeras. De wind was koud en sloeg als ijspegels tegen mijn gezicht met een spookachtig geluid. Krijsende kraaien vlogen naar me toe en begonnen me aan te vallen. Met geschreeuw en hulpgeroep probeerde ik ze van me af te slaan, maar ze bleven me achtervolgen. Ik probeerde mijn lichaam te sleuren door de vieze, natte modder waarin ik terecht was gekomen. Angst woelde door me heen. Bloed vloeide uit mijn lichaam terwijl ik wanhopig probeerde weg te rennen van het gevaar. Van hem. "Odette," zong hij zachtjes als een mantra en het echode door het moeras als een zacht, boosaardig gegrinnik. Met grote ogen keek om me heen, op zoek. Maar hij was nergens te bekennen. Toen ik rond me keek, bemerkte ik plots dat alle modder was verdwenen en het uitzicht van het moeras was vervangen door het uitzicht van een donker bos. "Odette," klonk er weer en angstig bleef ik rondkijken, op zoek naar hem. Waar was hij?! Toen ik dat dacht, kwam hij plots tevoorschijn. Daar stond hij dan. Hij. In de ingang van het veld, in het midden van het bos. Mijn adem stokte in mijn keel en die psychotisch grijns, die mijn dromen -nee, nachtmerries- al vaak had achtervolgd, verscheen op zijn gezicht, zijn ogen schonen haat en hij had gewoon die psychotische uitstraling. Snel draaide ik me om, om weg te lopen, maar toen ik me omdraaide, stond hij daar ineens. Met grote ogen draaide ik me terug om en daar stond hij dan weer. En plots stond hij overal. Achter me, voor me, naast me, overal. Er was geen ontkomen aan; Ik kon geen kant meer op. Ik begon te panikeren. Mijn ademhaling versnelde, mijn hart klopte tot in mijn keel, mijn ogen stonden wijd open uit angst, mijn bloed stroomde als een wilde rivier door mijn aderen en mijn lichaam was versteend. Het gekrijs van de kraaien, het gemompel van de wind en het gegrinnik van hem werd me te veel. Mijn hoofd begon te tollen en alles werd draaierig. Tot ik plots een luide knal hoorde. Een pijnscheut schoot door me heen en een stem bleef maar roepen dat ik nog maar zeven dagen had. Zeven dagen voor wat? Net toen ik er verder over na wilde denken, maakte mijn hoofd een impact met de grond. Hard. Toen werd alles zwart. Toen was alles eindelijk stil.

"Nee!" schreeuwde ik door het hele huis terwijl ik recht schoot. Zweet had zich al gevormd op mijn voorhoofd en mijn ademhaling was versneld. Mijn ogen stonden wijd open. Wat was dat? Angstig keek ik rond me heen om mijn omgeving te observeren. Opgelucht liet ik een zucht ontsnappen toen ik bemerkte dat ik thuis in mijn kamer lag, veilig. Ver weg verwijderd van... hem. Al hijgend keek ik op en ontmoette het beeld van mezelf in de grote spiegel, die maar een paar meter van mijn bed verwijderd was. Alles wat ik zag, verachtte ik met een grote passie. Wil je weten wat ik in die spiegel zag? Ik zag een angstig, ontmoedigd, getraumatiseerd, onverzorgd meisje die van de meest onschuldigste dingen al bang werd. Het was gewoon weg verschrikkelijk en ik kon er niets aan doen. Met een diepe zucht plofte ik mijn hoofd weer neer in mijn kussen en verborg mijn ogen met mijn arm. Met half gesloten ogen draai ik mijn hoofd en probeer het uur af te lezen van mijn digitale klok, waarvan het beeld een beetje wazig is geworden door mijn vermoeidheid. Toen ik mijn ogen wat vernauwde, kon ik de cijfers duidelijker aflezen.

05:12

Stond er in mooie grote, blauwe cijfers en ik kreunde luid. Het was nog niet eens kwart na vijf en ik was al klaarwakker! Ugh! En het ergste was dat, nu ik eenmaal wakker ben, ik niet meer terug kon gaan slapen. Soms haatte ik mezelf echt met een passie. Ach ja, er viel niets aan te doen. Hoe dan ook, nu ik eenmaal wakker was, ging ik deze tijd nuttig gebruiken ook. Nu kon ik eens een lange douche nemen, me kalmpjes aankleden, me rustig voorbereiden voor school, rustig ontbijten en op mijn gemak naar school fietsen. Toen ik daaraan dacht, sprong ik meteen recht en stormde, zo zachtjes mogelijk natuurlijk, naar de badkamer en zette de douche meteen aan. In een wip was mijn pyjama uit en ergens gelegen op de grond. Zonder enige twijfel sprong ik in de douche en zuchtte uit verlossing toen het warme water mijn huid raakte en alle zorgen wegspoelde. De dachten van de kidnapping, de misgelopen date, school, de protectors, de secretkeepers en hem spoelden allemaal weg met het warme water van de douche. Het voelde alsof ik eindelijk voor de eerste keer nog eens dergelijk kon ademhalen. Het was een erg bevrijdend moment. Maar ik wist dat ik er vroeg of laat uit moest. Spijtig, maar het moest. Des te meer reden om er nu vol op te van genieten. Ik glimlachte breed, sloot mijn ogen zachtjes en genoot. De stilte, op het geluid van het stromende water na, was fantastisch. Precies wat ik nodig had om te kalmeren. 

The Protector (On hold/Editing)Where stories live. Discover now