Magical ~ hoofdstuk 12

46 2 3
                                    

Onlangs ben ik er wel gewend aan geraakt. De stem in mijn hoofd doet mij niets meer, denk ik bij mezelf als ik uitstap bij de halte ''van Beekstraat''. De meesten gingen er hier uit, dus zal het wel goed zijn. Ik zie een groot winkelcentrum. Links van me de Rabobank, daarnaast de Kruidvat en daarnaast weer een viswinkel. Rechts zit een huis- en tuinwinkel. Ik loop langs de Kruidvat, een doorzichtige overkapping door. Dan zit ik bij de Jumbo en van Willes, een bakkerij. Ik loop het winkelcentrum uit en zie een typisch dorpachtige straat. Ik steek hem over en bevind me na een tijdje lopen op een schattig pleintje. Tussen één paar bomen zit een touw gespannen waar een paar schommels aan hangen met schommelende kinderen. Een speelkasteelje met glijbaan staat op rode stenen met een wipkip in de vorm van een vis aan de linkerkant. Een tennistafel maakt het af. Ik glimlach bij het idee hier als kind opgegroeid te zijn. Ik kijk naar de huizen om me heen. Allemaal wit.

''River... je hebt het gehaald. Je hebt de eerste test gehaald. Pas op voor de tweede. Pas goed op voor-''

'River!' Gilt iemand achter mijn rug. Ik maak een sprongetje van schrik als het geluid doorgalmt in mijn oren. Ik zie een bloedmooi meisje met blone krullende haren op mij afrennen. Ze slaat haar armem om mijn nek heen snikt in mijn nek. Ik sta perplex. Als ik alles weer geordend heb in mijn gedachtes duw ik haar van me af. Weer de paarse vonkjes die van mijn handen. Het meisje kijkt verdrietig naar me, maar haar gezicht staat op onweer. Ze lust me rauw. Haar ogen gloeien lichtgroen op en ze schreeuwt iets als, ''Ignis!''. Als het groene vuur mij raakt voel ik mijn lichaam branden.

Een gouden speling dringt zich diep door in al mijn botten. Het voelt alsof ik brand. Ik brand in vuur, net als Bella. Maar dan tien keer erger. Ik gil steeds harder en dan eindelijk stopt het.

'River... ik heb niet lang meer... schiet op...'

Op de één of andere manier ben ik erachter dat dit Jamie's stem is. Snel sta ik op en steek mijn handen vooruit. Zo krachtig als ik kan, roep ik, 'Ignis!' Een paars vuur komt uit mijn handen en omringen het meisje. Ze zakt in elkaar en schreeuwt vervloekingen die ik ontwijk door opzij te springen en vuur de spreuk nog een keer af. Ze gilt en roept van de pijn terwijl de tranen over m'n wangen lopen. Dit wilde ik helemaal niet...

Ik ren naar haar toe terwijl ze omrolt en dubbelklapt van de pijn. Ik kniel bij haar neer en probeer dezelfde stunt als bij de dronken man. Dit gaat tegen alle natuurwetten in...

''Combustio, in infernis arderet. Nunquam de te, nisi tu dederis animo. Vade, et non revertuntur ad eas,'' spreekt iemand achter mij uit. Een meisje met zwarte lange haren voor haar gezicht komt op ons aflopen met haar haar voor haar gezicht. Ze heeft een zwarte jurk aan en een bleke huid. Haar lichtbruine ogen staan verwilderd en kijken vol haat naar het blonde meisje. Zwarte schaduwen zwermen over mijn aanvaller heen en slokken haar op in de aarde. Ze veranderd van uiterlijk; haar haar wordt groen, haar ogen wit en haar lichaam krijgt de vorm als een misvormde draak. Ze gilt nog één verschrikkelijke kreet en verdwijnt dan door een zwart portaal dat is verschenen onder haar. Vol afschuw kijk ik de andere kant op. Dit wil ik niet zien. Een gorgelend geluid en een stem.

'Je hebt het gehaald. Kom me halen waar het donker is...'

***

Zwart links, rechts, onder, boven... overal. Ik kan niets meer zien. Het enige wat nog licht geeft zijn twee lichtbruine ogen. Een gouden lichtstraal raakt me en mijn geheugen komt weer terug. Alle herinneringen. Eliza, Jamie, Shae, mijn ouders, Tom... ik huil van blijdschap maar zie dan iets afschuwlijks. Jamie hangt aan twee kettingen die beide aan zijn handen vastzitten. Zijn hoofd hangt naar beneden terwijl zijn donkere haar vol met modder en blaadjes zit. Ik gil van angst en val op de grond als ik naar hem probeer toe te rennen. Dan merk ik waar het licht vandaan komt. Een deur achterin de kerker is opengegaan en twee mannen komen aanlopen. Ik zie meteen hun oogkleur. Donkergroen en lichtbruin. Dit wordt moeilijk. Ik probeer overeind te komen, maar mijn voeten zitten vast aan de grond. Ik steek mijn handen naar voren en een paarse lichtstraal schiet naar ze toe. Ze komen meteen in actie en vormen een krachtig beschermingsveld over henzelf heen.

''Solve,'' mompel ik en steek mijn handen naar mijn voeten. Meteen voel ik een steek en ben ik vrij. Ik strompel overiend en ren naar Jamie toe. Ik word in mijn rug geraakt maar mompel al snel, 'Praesent justo dolor.' De pijn verdwijnt en ik kan weer verder rennen. Ik bereik Jamie en neem zijn gezicht in mijn handen terwijl de mannen achter mij naar elkaar roepen. Vermoeid doet Jamie één oog open en meteen kolkt razernij in mij op. Ziedend draai ik me om, nietwetend wat ik aan het doen ben. Een paarse lichtstraal snijd door de lucht heen en ik hoor de donder rommelen buiten. Ik laat me gaan, ik gooi mijn ziel open en laat me gaan. Een paarse wervelwind onstaat en ik bal mijn vuisten. Ik spreid ze en gooi mijn armen in de lucht. Ik zie hoe de mannen naar achteren gegooid worden en ik bedenk dat allerergste spreuk. De spreuk waarvan je in de Hel word opgesloten.

''Combustio, in infernis arderet. Nunquam de te, nisi tu dederis animo. Vade, et non revertuntur ad eas,'' gil ik en loop met één hand vooruit gestoken naar voren. Die spreuk... die spreuk sprak dat meisje uit. Wie is zij? Hetzelfde ritueel gebeurd net als het meisje met de blonde haren. Nu iets geks. Ik haal me het beeld van het meisje voor de hals, en herken Shae. Dat was Shae...

De mannen zijn verdwenen en als ik het gorgelende geluid weer hoor bedek ik mijn oren.

'Ehh...' hoor ik Jamie zachtjes kreunen achter mij. Ik draai me vliegensvlug om en ren naar hem toe. Ik gebruik een spreuk en hij valt op de grond. Hij blijft liggen maar stuiptrekkingen rillen over zijn lichaam. Hij heeft geen shirt aan, wel een versleten broek met gaten. Ik kan het niet laten... ik moet gewoon even naar zijn six-pack kijken. Ik concentreer me weer op Jamie en kniel bij hem neer. Onhandig leg ik mijn handen op zijn blote schouders en meteen schiet er een vonk door mij heen.

''Et sublata est de terra et super nubibus atris... super te capit nisi. Ut sit unum.''

Ik schud mijn hoofd. Rare gedachtes. Ik draai hem om en pak zijn gezicht. Ik strijk een pluk haar uit zijn gezicht. Ik schuif hem op mijn schoot en kijk naar zijn volmaakte gezicht. Ik kijk om me heen, maar merk toch echt dat we alleen zijn. Langzaam doet Jamie zijn ogen open en ik pak zijn gezicht. Een traan rolt over mijn gezicht en meteen komt de woede weer. Langzaam brengt Jamie zijn hand omhoog en legt hem op mijn wang. Ik pak hem en wrijf ermee over mijn wang. Hij haalt zijn hand weer weg en gaat rechtop zitten. Ik sta op en help hem omhoog.

'Daar,' mompelt hij en slaat zijn arm om mij heen. Ik kijk hem verbaasd aan maar merk dan dat hij niet kan lopen. Ik pak zijn hand en sla mijn arm ook om hem heen. Ik voel zijn huid tegen de mijne en huiver. Ik laat hem nooit meer los. Nooit.

''Et diligere eum ex toto corde tuo.''

Weer schud ik mijn hoofd. Waarom gaan die stemmen niet weg?

'River?' Kreunt Jamie als we vlakbij de uitgang zijn. Ik draai mijn hoofd naar hem toe en zie zijn lichtbruine ogen lichtgeven. Ik kijk er diep in en als we dichterbij elkaar komen klinken er voetstappen achter ons. Meteen laat Jamie zich vallen en draai ik me om om vervolgens ''Ignis!'' te schreeuwen. Het paarse vuur wordt afgeketst en beantwoord met een gele lichtstraal. Ik sla hem uit de lucht en vuur een lichtstraal uit. Raak. Ik pak Jamie van de grond en begin te rennen terwijl de persoon opkrabbelt. Ik maak een schild om ons heen en zorg ervoor dat we niet vallen. Lastige combinatie. We rennen – voor zover je het rennen kunt noemen – naar de uitgang en lopen onder de deur door. Een fel wit licht komt ons tegemoet en ik knijp mijn ogen dicht. We struikelen maar al snel heb ik Jamie al onder de been genomen. Ik kijk achterom en zie de persoon net het hoekje omslaan.

Snel bedenk ik me weer hoe je kunt teleporteren. Ik knijp mijn ogen dicht en bedenk me met al mijn macht de huiskamer voor. Een zwart omhulsel omhelst ons en al snel zie ik de contouren van de huiskamer. Ik huil van blijdschap als we er zijn en leg Jamie voorzichtig op de bank.

‘Mam? Pap? Eliza?’ schreeuw ik en juich even. Geen antwoord.

‘Mam?’ vraag ik wat ongeruster. Weer geen antwoord. Een rode gloed trekt mijn aandacht rechts van me. Ik kijk naar de muur en zie met bloedrode letters vier woorden geschreven.

‘’We hebben je gevonden.’’

MagicalWhere stories live. Discover now