1. De Markt

25 2 0
                                    


Pijn brandde in mijn borst. Mijn emoties waren te hoog opgelaaid. Ik stond moeizaam op, met Martil aan mijn hand, om mezelf iets te doen te geven. Toen de zonnestralen mijn gezicht beroerden, zakte het vuur. 

'Denk je dat ze ons zullen vinden? Dat ze ons bij papa en mama zullen brengen?' Ik tilde Martil op, en verstopte hem onder mijn okerkleurige mantel. Hij zat onder de brandgaten, scheuren en vlekken, maar hij had mij erg vaak uit de brand geholpen. 

'Dat zal ik niet laten gebeuren.' 

 Ik liep door het steegje. Een aantal bedelaren liepen op ons af, hun knokige vingers naar ons uitstrekkend. Ik ontweek hen. Een van de bedelaren, een met een pluizige baard en wazige ogen, wist me aan te raken. Hij slaakte een kreet van pijn toen zijn handen, die als klauwen waren, verbrandden. De andere bedelaars deden een stap terug. Hun tongen hingen uit hun monden. Uitgedroogd waren ze. En Sidaan, de Waterkoning, liet het gebeuren. Zelf was ik, omdat ik een Vuurheks was, beter bestand tegen de hitte dan de Aardmagiërs. Maar met de recente aanzwellende hitte had zelfs ik het moeilijk.

Eenmaal ontsnapt maakten de kermende stemmen van de bedelaars plaats voor duizenden overtuigde stemmen. De grote, spitse tempel van de Zandgoden torende boven het plein uit. Met hun lege ogen keken de beeltenissen van de Zandgoden op het marktplein neer. 

'Koffie! Met de rijkste smaak van Maardië!' 

'Dame, schone kleine dame! U kunt er toch niet voor eeuwig zo bij lopen? Uw gezicht is vast prachtig!' 

Ik grimaste, en trok mijn mantel verder naar beneden. Overal liepen mensen. Vrouwen die ingrediënten insloegen, heren in kleurige gewaden, kinderen die bij hun ouders zeurden om suikerfruit, of kwajongensstreken uithaalden door de aarde zo te vormen dat er mensen zouden struikelen. Ik ontweek handig een welving in de aarde, toen ik de vertrouwde geur van komijn rook. Kruiden waren, op het kraampje naast me, in mooie driehoekjes gevormd. De indrukwekkende brede man achter de kraam droeg een lange oranje tulband, alsof hij er nog groter uit wilde zien dan hij al was. Hij zag me kijken en begon meteen luidkeels van zijn toren te blazen. Zijn gitzwarte snor wapperde omhoog terwijl hij prijzende woorden uitproestte. Ik botste hierdoor ternauwernood tegen een oude luchtmagiër op, maar hij vloog voorbij voordat ik hem raakte. Toen de luchtmagiër uit het zicht was, keek ik rond. Ik twijfelde tussen het kopen van geroosterd lamsvlees, of het gesuikerde fruit. Dat vond Martil zo lekker. Nog voor ik een beslissing kon nemen, klonk er een schelle vrouwenstem over het plein. 

'Behoed u! Behoed u nu het nog kan. De vuurheksen zijn wedergekeerd, even verdorven als voorheen. De afstammelingen van de onwaardige Djinn!' 

Er klonk een rochelende ademteug. Ik bleef stokstijf staan, tot grote ergernis van een man achter mij, die een tegendraadse ezel meezeulde. De man mompelde een verwensing, terwijl ik probeerde zo normaal mogelijk te doen. 

'Wat betekent verdorven?' fluisterde Martil van onder mijn mantel. Even moest ik lachen. 

'Dat leg ik je later wel uit. Nu moeten we heel stil zijn.'

De vrouw op het plein ging verder. Ze liep krom, en had haar ogen stijf dicht. Een paarse mantel bedekte haar hoofd. Dat was een kenmerk van de weinige Luchtheksen die er geboren werden. Watermagie en aardemagie werden uitsluitend door mannen geërfd. En vuurmagie, toen die er nog in overvloed was geweest, werd alleen geërfd door vrouwen. Lucht was het enige element dat door zowel mannen als vrouwen bedreven werd. Luchtheksen waren echter extreem zeldzaam. Vaak werden ze priesteressen, of bedreven zwaardvechters, net als hun mannelijke bondgenoten. 

'Zijne Majesteit, Koning Sidaan, is gevallen, door toedoen van de nieuwe Vuurheks. Als onkruid hebben zij zich weer door Maardië verspreid. Haar naam is Gulnar Ghorbani. Wie haar vindt, bewijst Zijne Majesteit Koning Jurian een ongekende dienst.'

Erfgename van de VuurheksWo Geschichten leben. Entdecke jetzt