Hoofdstuk 6: Klaprozen

430 43 15
                                    

Jurian

Het leek alsof er niets was veranderd toen we in de hel van de achtste dimensie terugkwamen. Dat durfde ik voorzichtig te concluderen toen ik mijn maag onder controle had. Ik dwong mijzelf diep te blijven ademen tot de lucht weer boven mijn hoofd en het gras onder mijn voeten was. In de laatste paar maanden had ik zo vaak tussen dimensies gereisd, maar het zou nooit wennen. Iets wat de anderen vast konden beamen. 

Ashlynn wreef met haar handen door haar lijkbleke gezicht. Katana, die van ons allemaal het meeste last had van reisziekte, veegde haar mond af aan haar mouw. Calum, die er misschien wel het beste bij stond, klopte zijn wederhelft goedbedoeld op haar rug. Dat werd hem niet in dank afgenomen.

Katana duwde hem grommend weg. 'Dit doe ik nooit meer,' grauwde ze. 

'Hopelijk hoeft het ook nooit meer,' mompelde Ashlynn, die haar handen in haar zij had gezet. Aan haar samenknijpende ogen zag ik dat ze haar best deed om de wereld om haar heen scherp te krijgen. 

Ik sloeg mijn vleugels uit. 'Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik ga liever terug naar Kasna.' 

En naar het landhuis dat aan de hoofdstad van de hel grensde. Ons landhuis. Het was te lang geleden geweest dat we er waren geweest. Ik geloofde wel dat Gabe het goed had onderhouden. Net zoals de rest van de dimensie. Gedurende de afgelopen paar maanden waren we in de gelegenheid geweest om af en toe te kunnen communiceren via een communicatiestation. Voor de verandering waren er geen problemen geweest in de achtste dimensie tijdens onze afwezigheid. Nog niet. 

Vleugels ruisten toen we als een eenheid naar Kasna vlogen. De stad lag op slechts een steenworp afstand van de hemelpoort, waar we waren aangekomen. Het liet mij niet koud toen ik de stad zag opdoemen aan de horizon, gelegen tussen kale vlaktes die te kort geleden nog als slagveld hadden gediend. Kale vlaktes waar gras terug was gekomen, waar op dit moment klaprozen bloemden. De bossen die daarachter lagen leken groener te zijn dan normaal. Alsof het gebrek aan de strijd die hier veel te lang gewoed had de natuur oprecht goed had gedaan.

Katana, die naast mij vloog, begreep het. 'Ik heb het nog nooit zo gezien,' zei ze. 

We vlogen inmiddels boven de stad en Calum en Ashlynn vlogen direct door naar het landhuis. Katana en ik vlogen door naar het slagveld, waar we hadden gestreden met Katherine. Waar Katherine had moeten sterven. Ik durfde bijna niet op het met bloemen bezaaide veld te landen. 

Mijn aandacht werd gevangen door een meisje, wat vlak bij de stadspoort liep en bloemen plukte. Niet alleen de klaprozen, maar ook de madeliefjes die al het rood met wit afwisselde. Ze keek even op toen twee andere kinderen lachend langs haar op renden, waarschijnlijk verwikkeld in een of ander spel. Een man keek vanaf de stadspoort met over elkaar geslagen armen toe. Op een gegeven moment stak hij een hand naar ons op. Zijn gezicht kwam mij bekend voor. Een trouwe soldaat die al mee vocht toen we nog met de hemel van de achtste dimensie vochten.

'Ik kan de duisternis van de strijd nog bijna voelen,' zei Katana, die haar armen over elkaar had geslagen. 'Alsof het om de wortels van deze bloemen gewikkeld is.' 

Ik snoof. 'Het is toch bizar dat er op een plek als deze zoveel nieuw leven is.' 

'En heel ironisch dat het klaprozen zijn,' merkte ze op. 'En dan die witte bloemetjes die er doorheen groeien alsof het een sliert van licht is.' 

Ik trok mijn wenkbrauwen op en keek haar aan. 'Wat verschrikkelijk poëtisch van je.' 

Ze duwde tegen mijn schouder. 'Je dacht ongetwijfeld hetzelfde. Ik weet zeker dat Feline je wel op die manier heeft beïnvloed.' 

The Chosen Ones [NL]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu