Hoofdstuk VII: schimmen

226 7 0
                                    

Rillend lig ik op de bank, mijn armen over mijn opgetrokken knieën geslagen in een poging de kille ochtendkou te trotseren, die door mijn dunne muren lijkt te kruipen alsof ze van papier zijn.

 Ik huiver en kijk het wolkje na dat vanuit mijn mond langzaam omhoog zweeft richting het plafond. 

En dan hoor ik het.

Een zacht geluid bereikt mijn oren, zo zacht dat ik het niet gehoord zou hebben als buiten de wind zou waaien of de regen in striemen naar beneden zou vallen. Maar het is doodstil, en ik kom langzaam overeind, spits mijn oren. 

Het is een stem, een hoge toon: het is gegiechel en gelach, realiseer ik me. 

Ik kom overeind en de krakende planken zijn het enige dat het zachte gelach onderbreken. Ik gris mijn jas van de haak naast de deur en stap naar buiten, de koude ochtendschemering in. 

Mijn ogen kijken om me heen in een poging de bron van het geluid te achterhalen. 

Ik zigzag over het plein, denk dichter bij het geluid te komen, maar hoor het dan plots van heel ver weg weer.

Ik begeef me van het plein naar de velden erbuiten. De wind waait zacht en laat het hoge gras voorzichtig wuiven in de koele bries. Ik kijk beter en zie beweging aan de rand van het veld. 

Langzaam loop ik eropaf en het gegiechel wordt alleen maar luider en luider, tot ik de stem dan eindelijk herken: ik verbaas me erover dat het me zoveel tijd kostte.

''Katie..?'' fluister ik zacht, terwijl de schaduwen tussen het gras dichterbij komen. Ik strek mijn arm uit, maar spring dan achteruit terwijl ik een zachte kreet slaak. 

Een wit konijn hopt uit het veld het pad op en wiebelt met zijn snoet terwijl het me niet-begrijpend aankijkt. Ik houd mijn hand over mijn heftig kloppende hart en adem een paar keer diep in en uit. 

Het konijn haalt zijn blik niet van me af. 

Voorzichtig doe ik een stap in zijn richting, maar hij kijkt om en hopt langzaam verder het pad op. Na enkele meters blijft het staan en kijkt me weer aan, zijn neusje lichtjes bewegend.

 Onzeker zet ik een stap en dan nog een. Het konijn draait zich weer om en hopt verder met mij in zijn kielzog: het gegiechel is opgehouden.

Dode takken klauwen naar de grijze hemel ver boven ons. Een waterval van weelderig, groen klimop stort vanaf het dak naar de aarde. Ik heb het niet eens door totdat het konijn de eerste steen die naar de deur leidt opspringt. 

Langzaam kijk ik voor me en geschrokken zie ik het nummerloze huis.

 ''Wat...'' fluister ik zacht: ik kijk weer voor me, maar het konijn is weg. Een wervelwind spoelt over het erf en tilt de vele dode bladeren op in een waterloze draaikolk. En plots hoor ik het weer, overal om me heen. 

Het gegiechel en gelach van mijn kleine meid.

De wind waait hard terwijl donkere wolken zich samenpakken boven de velden. Waar het net nog schemerig was, is het nu weer donker, alsof de klok enkele uren terug is gezet. De grasvelden bewegen heftig, en lijken de stem van mijn dochter te dragen terwijl haar gelach dwars door de huilende wind mijn oren bereikt. 

''Papa! Je bent er!'' hoor ik haar galmende, vrolijke stem roepen. Ik draai rond en rond om mijn as in de hoop om ergens een glimp van haar op te vangen, maar ik zie niets. 

''Ja lieverd!'' schreeuw ik de inktzwarte duisternis in. ''Papa is er!'' 

Antwoord komt er niet, alleen het gelach, dat verder aanzwelt totdat het in mijn hoofd lijkt te zitten terwijl de wind mij onderuit probeert te trekken. Ik wankel naar de dode boom en houd de grijze bast stevig vast, terwijl ik de velden afspeur op enige vorm of figuur. 

''Op een gegeven moment kun je niet meer rennen, papa!'' hoor ik Katie vrolijk roepen. ''Op een gegeven moment moet je je fouten goedmaken!'' 

Krampachtig houd ik me vast aan de boom, die gevaarlijk kraakt in de loeiende wind. 

''Het spijt me, Katie!'' schreeuw ik radeloos. ''Dag en nacht lig ik wakker: mijn hele leven heb ik spijt. Ik -'' Verder kom ik niet, wanneer ik met grote ogen om me heen kijk en het lijkt alsof de velden snel op me af komen. Ik val op de grond en sla mijn handen over mijn hoofd. 

''HET SPIJT ME! KATIEEEEE!'' krijs ik, terwijl het sinistere gegiechel van mijn dochter in mijn oren weergalmt.

''KATIE!''

Heftig ademend lig ik op de grond, een hand op de tafel, terwijl een bezorgde Beth Cottington over me heen gebogen staat, de voordeur op een kier. 

''Marcus toch...'' zucht ze verdrietig, terwijl haar ogen glanzen. Snel krabbel ik overeind en pak haar schouders vast. ''Maakt u zich geen zorgen, mevrouw Cottington'', zeg ik met lage stem. ''Het gaat wel.'' 

''Jongen toch... wat heb je allemaal meegemaakt?'' vraagt ze met een stem die van ouderdom net zo piept en kraakt als dit huis. Ik omhels haar en knuffel haar zacht. 

''Dingen waar ik u niet mee wil belasten'', antwoord ik met zwakke stem. 

Mijn ogen prikken wanneer ik me bedenk dat dit voor mij het dichtste bij moederlijke liefde komt in heel lange tijd.

Beth laat me alleen met een kom zelfgemaakte soep, welke inmiddels allang is afgekoeld. Ik lig weer op de bank met gekruiste benen, mijn handen onder mijn hoofd, en ik staar naar het plafond boven me. 

Mijn arm strekt zich uit en mijn vingers sluiten zich om het witte knuffelkonijn, dat ik dicht tegen me aan druk. Ik houd het voor me en kijk ernaar, terwijl ik me huiverig de nachtmerrie van daarstraks voor de geest haal. 

Een wit konijn... kan dat symbool staan voor Katie? 

Het gelach leek dat te bevestigen... Ik frons mijn wenkbrauwen. 

''Mijn fouten goedmaken...'' prevel ik haar woorden na. Is het huis toch meer dan het van buiten doet voorkomen? Bevat het verborgen geheimen - huist het wellicht de sleutel tot mijn verlossing? 

Ik lik mijn droge lippen en sluit mijn ogen, waar de beeltenis van mijn vrouw en dochter onder mijn oogleden verschijnt: het duurt echter niet lang voor ze worden verdrongen door een andere.

Grijze, gebarsten takken die omhoog wijzen, getorst door een verdraaide, dode bast: een waterval van dik groen dat vanaf het met mos begroeide dak naar de grond stort. Een deur die langzaam openkraakt.

Mijn voeten die weifelend de drempel overstappen.

Wayrest (Nederlands/Dutch)Where stories live. Discover now