Hoofdstuk II: een onderzoek geopend

Zacznij od początku
                                    

''Niet per se'', zei John, terwijl de deur in de verte in het slot viel. 

''We weten nu dat er een huis is zonder nummer, en dat huis is het verst verwijderd van de rest: ik neem aan dat dat Marcus' laatste adres was.'' Colen plukte aan zijn dikke snor. 

''We kunnen daar even een kijkje gaan nemen'', stelde hij voor. ''Dat is niet de correcte procedure en dat weet je'', zei John geërgerd. ''Ik zei het maar'', antwoordde Colen gladjes. 

''Goed, we hebben zijn werkgever gehad. We gaan nu naar Henry Hop, de eigenaar van de lokale kroeg ''De Hopper'', waar Marcus veel tijd doorbracht.'' 

''Ik vind het best'', zei Colen droogjes. ''Als ik daarna tenminste een sigaar kan opsteken op het bureau.''

De laatste gasten schuifelden mopperend naar buiten en keken de twee vreemde agenten aan in het voorbijgaan: het gebeurde niet elke dag dat de bar ontruimd werd door de politie. John wierp ze onderzoekende blikken toe, alsof elke dorpsbewoner een verdachte was: Colen keek verlekkerd naar alle flessen achter de bar. 

''Goed, Colen, ben je er klaa-'', begon John terwijl hij naar links keek, maar op de plek waar zijn collega hoorde te staan stond geen Colen: die was inmiddels als onder hypnose naar de bar aan het slenteren terwijl vanuit een zijdeur een stevige man met een enorme bierbuik hem tegemoet liep. 

''Agenten'', begroette de barman hen, terwijl hij zijn wenkbrauwen fronste bij het zien van alle klanten die zijn kroeg uitliepen. John klakte afkeurend met zijn tong vanwege het gedrag van zijn partner, maar volgde alsnog zijn collega en nam naast hem plaats achter de bar onder luid protest van de oude kruk. 

''Wat zal het zijn? Whiskey? Brandy? Noem het en ik heb het... waarschijnlijk'', zei de gezette barman met een knipoog.

''Meneer... Henry Hop, nietwaar?'' begon John nuchter, terwijl hij naar de namen in zijn notitieboekje keek. ''De enige in de wijde omtrek'', antwoordde Henry hem, terwijl hij met zijn arm over zijn bierbuik wreef. 

Colen grijnsde, maar John had dat niet door. 

''Goedendag, meneer Hop. Wij zijn agenten John Wolfe en Colen MacCalmain.'' 

''Aangenaam'', bromde Colen. John ging verder. 

''Dank u vriendelijk voor het aanbod, meneer Hop, maar ik drink niet overdag. Het bedwelmt je zintuigen, zintuigen die ik nodig heb op het ogenblik.'' 

Colen hield zijn vinger omhoog. ''Dat is toch juist de bedoeling? Een dubbele whisky alstublieft.'' John keek hem niet-begrijpend aan, maar Colen wuifde het weg terwijl Henry zijn bestelling inschonk. 

''Alstublieft'', zei hij vriendelijk, terwijl het geluid van glas dat over houy schraapt de ruimte vulde. Colen reikte naar zijn binnenzak, maar Henry hield zijn hand op. 

''Deze is van het huis, agent'', stelde Henry hem gerust. ''Iemand anders neemt dit namelijk ook altijd, iemand die ik al even niet heb gezien.''

John en Colen keken elkaar oogluikend aan. ''Denken wij aan dezelfde man, meneer Hop?'' vroeg John langzaam. 

''Waarschijnlijk wel, agent Wolfe'', antwoordde Henry, terwijl hij naar de bar staarde. John boog voorover. 

''Ene Marcus Hamilton?'' Henry keek hem treurig aan. ''Ja. Ik mis hem erg. Hij zorgde altijd voor problemen, maar op die manier gebeurde er nog eens wat in dit dorp. Iets dat de burgemeester met lede ogen aanzag.'' 

Colen wierp een blik op John, wiens ogen zich vernauwden. ''Hoezo?'' vroeg hij scherp. 

Henry trommelde met zijn grote vingers op de bar. ''Wayrest is al generaties lang uitgeroepen tot meest rustieke dorp van de provincie. Hier gebeurt nooit iets en af en toe komen er stadsmensen om te kijken, maar ze blijven nooit lang. Gelukkig maar, anders hadden ze Marcus' gedrag opgemerkt en was Wayrest haar titel allang kwijt.'' 

Het gekras van pen op papier was het enige dat de ruimte van doodse stilte redde.

''Je zei dat Marcus altijd voor problemen zorgde. Op wat voor manier?'' vroeg John door. Henry streek over zijn wijkende haarlijn. 

''Morste bier op de vloer'', begon hij, terwijl Colen geïrriteerd met zijn zolen over het voetensteuntje schraapte. ''Zocht ruzie met zo'n beetje elke vaste klant. Kwam gewoon bij mensen zitten en begon te stoken en uit te dagen, weet u. Dat begon dan subtiel, maar eindigde met Marcus die hun kraag beetpakte: kortom, er kwam altijd gedonder met hem.'' 

John knikte een paar keer. 

''Ik heb bij het binnenkomen geen uithangbord gezien. Is die ook zijn slachtoffer geweest?'' vroeg hij. ''Nee, ik heb hem voordat het zover kon komen eraf gehaald en achter de bar verstopt'', zei hij opgelucht, terwijl hij met zijn hand op hout klopte dat uit het zicht was van de agenten. 

''Verstandig'', boerde Colen, waarna John geërgerd zijn kant op keek. 

Zijn Schotse collega haalde onschuldig de schouders op. ''Kwam hij hier vaak?'' vroeg die tenslotte, als om iets bij te dragen aan het onderzoek. 

''Ja, na elke ronde die hij deed. Mijn trouwste klant'', glunderde Henry. ''Maar hij kwam hier niet meer op 5 september, noch op elke dag die daarop volgde tot en met de huidige?'' vroeg John, niet opkijkend van zijn notitieboekje waar met de seconde een nieuw woord in verscheen. 

''Nee. Zoals ik al zei, ik mis hem erg'', antwoordde Henry verdrietig. John glimlachte tevreden en sloeg zijn boekje dicht. ''Dat was alles voor nu. Ik wens u nog een prettige dag'', zei John, waarna hij de handen van de eigenaar stevig schudde. 

''Ik help u graag zo goed als ik kan, agent Wolfe'', zei Henry vastberaden. Colen zuchtte opgelucht en toverde vanuit zijn binnenzak een sigaar tevoorschijn.

Wayrest (Nederlands/Dutch)Opowieści tętniące życiem. Odkryj je teraz