Hoofdstuk 8.

26 1 0
                                    

Feliciano leunde tegen de eik, onder een donkere hemel. Een korte, frisse wind schudde de takken en bladeren van de eik en donder klonk dreigend in de verte. Feliciano trok zijn jas dicht en staarde angstig naar het veld voor wat voelde als de honderdste keer. Hij had de nacht hiervoor nauwelijks geslapen, te veel gedachtes , herinneringen en angsten die hij niet uit zijn hoofd kon krijgen. Hij weigerde om de waarheid aan zichzelf toe te geven – hij verwachtte niet dat Ludwig vandaag hier zou komen. Hij had geen manier om Ludwig te bereiken. De gedachte maakte hem bang. Maar hij had besloten, dat als Ludwig vandaag niet zou komen, hij zelf de luchtbasis zal zoeken, vinden, en naar Ludwig zou gaan. Zo ver was het vast niet – Ludwig liep elke dag heen en terug. Er waren zat Duitsers die voortdurend in en uit het dorp liepen. Als het moest kon hij het vast vinden. Hij moest Ludwig zien, - ook als het de laatste keer zal zijn. Feliciano had de beslissing gemaakt, en viel onmiddellijk in slaap.

Feliciano werd wakker door een koude hand die hij op zijn wang voelde. Hij opende zijn ogen, knipperde, en zag Ludwig voor hem. Zijn fel blauwe ogen, prachtig blonde lokken, en zijn knappe, lieve gezicht omlijst door de donkere wolken achter hem. Feliciano's borst vulde zich met een heldere, intense en adembenemende vreugde. Hij glimlachte langzaam, slaperig, en gelukkig. "Ik droom."

Ludwigs lippen krulde in een uiterst kleine glimlach. "Is het een fijne droom?"

Feliciano knikte. Verloren in Ludwig's ogen, en hij voelde een warme rilling die zich verspreidde over zijn rug. "Ja, jij zit erin." Bliksem flitste boven hen en Feliciano leek weer bij te komen. Feliciano knipperde de waas weg, de vreugde verdween, en hij viel tegen Ludwig aan. Hij viel in Ludwig's sterke, veilige en hartbrekende omhelzing. "Vertel me dat ik niet droom, Ludwig." Fluisterde hij. Hij vroeg zich af hoe lang hij had geslapen. De lucht was donker voor de ochtend. "Vertel me dat je hier echt bent."

"Ik ben hier, Feliciano. Ik ben bij je." Ludwig kuste hem zachtjes. Zijn lippen en adem waren warm in vergelijking met de koude wind. Feliciano huiverde toen hij voelde Ludwig zachtjes zijn vingers door zijn haar haalde. "Liet ik je schrikken?" Fluisterde Ludwig, hun lippen raakte elkaar nauwelijks. "Je had me een keer verteld om je langzaam en voorzichtig wakker te maken als ik je ooit hier zag slapen, weet je nog?"

Hij verslikte zich bijna door de emoties die hij voelde, Feliciano kon alleen knikken. Hij streelde met zijn handen over Ludwig's arm, tot aan zijn schouders. Hij rook Ludwig's jas, voelde hem, hield hem vast. "Ik ben zo blij dat je gekomen bent. " Hij lachte beverig. "Ik dacht dat ik je niet meer zou zien. Gisteren, je maakte me zo bang... Ik dacht dat je niet meer terug zou komen."

"Niks zou mij van jou weg kunnen houden, weet je nog?" Ludwig lachte en kuste Feliciano's voorhoofd. Feliciano zuchtte van geluk. "Het spijt me zo erg, dat ik je bang gemaakt heb. Het was niet wat ik dacht. De Amerikanen waren niet aan het aanvallen."

Feliciano rilde. Praten over de Amerikanen voelde als spetter ijs koud water. "Dus, ze zijn nog niet geland?" Hij probeerde het te laten klinken alsof hij nog niet het antwoord op de vraag wist.

"Nee, het was enkel een scouting missie."

Feliciano voelde hoop stijgen in zijn borst. Ludwig wist dat het een scouting missie was, dus misschien wist hij al van de aanval. "Dus ze zijn nog niet geland, maar..." Feliciano dwaalde af, hij wist dat wat hij zei gevaarlijk kon zijn. Maar hij moet weten hoeveel Ludwig wist.

"Het was een afleidings tactiek," zei Ludwig. Feliciano ademde voorzichtig, en opgelucht uit. Hij wist dat het een afleidings tactiek was... De Duitsers hadden het door... ze moeten wel van de landing weten. "De Amerikanen zijn voor nu te druk bezig met hun aanvallen in Frankrijk om nu al hier te komen. Ze proberen ons alleen te verwarren." Ludwig kneep gerusstellend in Feliciano's hand, maar Feliciano's hart versteendde en een hartverscheurend gevoel trok aan zijn borst. Ludwig wist er dus toch niks van af. De Duitsers zouden onvoorbereid zijn, net zoals gepland. Het zou allemaal gebeuren, alles wat Roma had gezegd, alles wat ze gepland hadden, alles waar Feliciano aan had meegeholpen. De Amerikanen zouden landen, en aanvallen. Ze zouden bij de Duitse luchtbasis aanvallen, en de hele plek verwoesten, ze zouden Ludwig verwoesten, Feliciano verwoesten. En Feliciano kon niks doen om het tegen te houden. Hij kon Ludwig niet eens waarschuwen – niet zonder alles te verraden.

Auf Wiedersehen, Sweetheart (dutch)Donde viven las historias. Descúbrelo ahora