Hoofdstuk 8: Tristan: Belediging

Start from the beginning
                                    

De hele dag heeft ze van alles tegen me gezegd, maar ik heb niets gezegd. Ik ben koppig, dat weet ik. Het is beter zo, we passen niet bij elkaar, dat is gisteren duidelijk gebleken.

Ik ben blij als ik naast het trainingsveld sta, in mijn rugbyoutfit. Senne komt op me af lopen. ‘Hey man, je blijft?’ Ik knik naar hem. ‘Wel de bedoeling.’ Hij knikt blij terug. ‘Ik denk dat je goed bij het team past.’ Senne geeft een klap op mijn schouder en rent het veld op; ik ren achter hem aan.

Het spelen gaat steeds beter. De jongens lijken me op te nemen in het team. Ik voel me vrij op het veld en geniet er echt van.

De rest van de week verloopt vrij saai. Ik volg braaf de lessen en ik train nog twee keer voor rugby. Rowan probeer ik zover mogelijk weg te duwen als mogelijk. Ik reageer niet op haar vragen en na de eerste twee dagen zwijgen, geeft ze het op. Haar stem is weg, maar de rust niet. Als ik alleen ben kan ik maar aan twee dingen denken: haar of mijn ouders. Ze bracht afleiding en rust en al die dingen ben ik nu kwijt, maar ik kan niet egoïstisch zijn. We passen niet bij elkaar punt.

Op dit moment lig op mijn rug en denk na over mijn ouders. Waarom zei mijn vader vlak voor zijn dood: ‘We hebben het niet’? Wat hadden wij niet, wat die mannen wilden hebben? Waarom moesten mijn ouders dood? Waarom moest mijn broertje dood? Hij was pas vijftien! De tranen staan in mijn ogen terwijl ik erover nadenk, maar ik moet er van mezelf over nadenken. Mijn tante laat niets los. Tenminste, ze zegt dat er nog niets is veranderd. Zij moet weten wat die mannen zochten. Het moet! Ik ben van plan om haar daar de volgende keer mee te confronteren.

Als ik ’s ochtends bij het ontbijt kom, staat Dex op me te wachten. ‘Hey, ik heb de nieuwe Halo. Zin om vanavond te komen spelen?’ Wat is Halo? Ik volg hem helemaal niet. Dex merkt het aan mijn gezicht. ‘Heb je nog nooit Halo gespeeld? Wauw. Jij komt vanavond! Ik leg het je wel uit.’ Ik grinnik naar hem, dat betwijfel ik. We zetten onze ontbijtspullen in de afwaskar en gaan op weg naar onze lessen voor de gaven.

In de gang worden we onderschept door Rowan. Ze is het negeren zat, ik voel het aan de energie. Ze kijkt Dex zo dreigend aan, dat hij zijn armen in de lucht steekt en er als een haas vandoor gaat. Dan richt ze haar blik op mij. Geamuseerd kijk ik haar aan. ‘Wat?’ Uitdagend steek ik mijn kin in de lucht. ‘Ik weet dat je me kunt horen, dus stop met negeren!’ Er klinkt een dreigende klank door in haar stem. ‘Jij loopt weg, ik negeer. Lekker stel hè?’ zeg ik sarcastisch. Mijn gezicht nog steeds uitdagend. Langzaam wordt ze rood. ‘Je hebt het recht niet om over mij te oordelen. Je weet helemaal niet hoe mijn leven is.’ Haar gezicht staat niet vol boosheid, zoals ik had verwacht, maar vol met pijn. Alsof ze een moeilijke jeugd heeft gehad, wat ik moeilijk kan geloven. ‘Negeer me niet, Tristan,’ brengt ze nog uit voordat ze wegloopt. Het geluid van haar hakken weerklinkt in de uitgestorven gang. Ik kijk haar geamuseerd na terwijl ik mijn haar uit mijn gezicht veeg. Dat was duidelijk, pittige tante. Hoofdschuddend loop ik naar de les.

Meneer Michigan staat achter zijn bureau. Ik heb gekozen om naar de lessen te gaan van energie krachten. Mijn energie kracht beheers ik bijna niet, gedaanteverandering kan ik te goed, dus de keus was duidelijk. Op elke tafel in de derde rij staat een vaas met water. Ik kijk er ingespannen naar. Dit wordt een zwaar uur. Ik laat mijn hoofd in mijn nek rollen. De spieren kraken. Twee bekende gezichten lopen de klas binnen. De jongen met de bril en het meisje met de krullen uit Rowans vriendengroep. Ik probeer hen niet te bekijken, al ben ik nieuwsgierig naar haar vrienden. Doordat ik haar eigenlijk slecht ken, wil ik alles om haar heen analyseren.

‘Ik wil dat iedereen zich in groepen verdeeld.’ Meneer Michigan opent zijn les met deze zin. Zoals ik jullie in de theorieles heb vertelt zijn er vier soorten energetische krachten, de mensen die denken dat ze deflectie bezitten gaan in de linker rij zitten. De mensen die denken dat ze een schild zijn in de tweede rij, de energie stralers in de derde rij en de energieballen in de laatste rij rechts. We verdelen ons in de rijen. Ik schuif een bankje op, naar de derde rij. De vaas met water staat nu voor mijn neus. De jongen met de bril staat in de meest linkse rij, deflectie dus. Het meisje een rij rechts van hem, een schild. Opeens schiet me te binnen dat ik niet eens weet wat voor kracht Rowan bezit.

Uitgeput verlaat ik het lokaal. We moesten het water laten bewegen zonder dat het uit de vaas kwam. Het was voor mij al lastig om het water überhaupt te laten bewegen, zo slecht beheers ik mijn kracht. Aan het eind van de les kwam het met een vaart uit de vaas, een hele vooruitgang voor mij, maar de opdracht was mislukt. Mijn hele humeur is gedaald naar het nulpunt. Wat is je kracht? Ik flap het eruit naar haar voor ik erover nadenk. Praat je weer tegen me? is het sarcastische antwoord dat ik terug krijg. Ik houd meteen mijn mond weer. Dex verschijnt vanuit het niets naast me. ‘Hoe ging het?’ vraagt hij opgewekt. ‘Slechter dan bij jou, aan je humeur te zien,’ zeg ik tegen hem. ‘Wij hebben met spreuken mogen oefenen,’ zegt hij te opgewekt. Soms word ik moe van zijn altijd aanwezige opgewektheid.

We lopen samen naar de uitgang van het hoofdgebouw. ‘Hoe laat zal ik vanavond bij jou zijn?’ O, dat computerspel, ik slaak een zucht. ‘Ik zie je met het eten wel, dan ga je daarna maar mee.’ Dex knikt vrolijk terwijl hij zijn bril opzet.

Ik slenter door het gras achter Hambro. Oké, telekinese. Zomaar uit het niets. Ik knik wat voor me uit terwijl ik tegen een boom ga zitten, dat is interessant. En jij? Ongeduld komt binnensijpelen, ik glimlach bij het gevoel. Gedaanteverandering en energie stralen en ergens heb ik gehoord dat ik ook telepathisch kan communiceren met een of ander meisje. Ik grinnik. Opeens word ik overspoelt met verontwaardiging. Wat is er? Waarom is ze verontwaardigd? Waar komt dat nu opeens vandaan? Twee krachten? Wat een opschepper. Ik trek een aantal grassprietjes uit de grond en kijk in de verte; wat ik er al niet voor over zou hebben om een stukje te vliegen. Sorry, als het je geruststelt, ik bak niets van dat energie stralen. Nu voel ik haar ogen rollen en weet ik waar ze het laatst over had. Maar het gedaante veranderen gaat dus uitstekend. Ik reageer er niet op, maar kijk op mijn horloge. Met een zucht sta ik op, ik moet over een kwartier bij Isabel zijn.

Met een zwaar gevoel loop ik door de gang richting haar kantoor. Ik heb er helemaal geen zin in. Wat moet ik haar vertellen? Ik klop op de deur van het kantoor. ‘Binnen,’ roept ze vanaf de andere kant. Als ze mijn hoofd om de hoek ziet verschijnen glimlacht ze: ‘Ha Tristan. Precies op tijd.’ Ik knik naar haar en ga tegenover haar in de leren stoel zitten. ‘Hoe gaat het?’ Ik haal mijn schouders op. Daar heb je de vraag en ik antwoord met een simpele: ‘Goed. Voor zover het goed kan zijn.’ Isabel glimlacht bevestigend naar me. ‘Van de leraren hoor ik alleen positieve berichten.’ Ik draai met mijn duimen om elkaar. ‘Isabel, heb je al iets gehoord?’ Haar gezicht vertrekt langzaam. ‘Nee, Tristan. Je bent de eerste die het hoort van me. De Evidenta zijn nog bezig om de aanwijzingen te herleiden.’ Ik knik kort. De Evidenta is zoiets als de recherche en rechters maar dan voor de bovennatuurlijke wereld. ‘Onderzoeken ze ook wat ik heb gehoord?’ Nu knikt Isabel kort. ‘We doen er echt alles aan.’ Ik sta op uit de stoel. ‘Hoe is het afgelopen met dat meisje?’ Ze kijkt me geïnteresseerd aan. ‘Zodra ik meer weet hoor je het.’ Ik loop de deur uit, Isabel met open mond achterlatend. Eerst wil ze me niet geloven, nu krijgt ze het niet te horen.

Dex komt naast me staan bij de kassa. ‘Heb je er al zin in?’ Eerlijk gezegd niet, maar ik wil hem niet teleurstellen. ‘Zeker, ik ben benieuwd.’ Spelletjes op een tv-scherm zijn niet echt mijn ding, maar als ik hem daar blij mee maak. Dex schept zijn eten als een bezetene naar binnen, terwijl ik rustig zit te eten. Als hij klaar is, zit hij ongeduldig op me te wachten. Zijn benen wippen onder de tafel. ‘Doe rustig man,’ sis ik hem toe. ‘Sorry, ik heb gewoon zin om dat spel met je te doen.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Je lijkt wel een kleuter.’ Als ik de laatste hap neem, gaat hij al naast zijn stoel staan. ‘Kom op!’ Met rollende ogen sjok ik achter hem aan.

Zielkrachten 1: VerbondenWhere stories live. Discover now