Hoofdstuk 6

179 6 1
                                    

Michel moest schaatsen die dag en ze zag hem dus weinig, deels doordat hij zich voor moest bereiden en deels omdat ze zelf het grootste gedeelte van de dag op de kunstschaatsbaan was. En ze was daar omdat ze geen zin had om naar het stadion te gaan.

De kans was te groot dat ze Sven of Koen tegen zou komen, en daar had ze geen zin in.

Dus keek ze een hele tijd naar de kunstschaatsers op het ijs zonder echt iets te zien van wat ze deden. Langzaam zakte ze weg in een lichte slaap en begon ze te dromen.

Ze stond in een donkere kamer. Een vaal licht scheen door een open raam naar binnen. Een briesje liet de doorzichtige gordijnen opbollen en blies roze blaadjes de kamer in. Meteen wou ze dat ze weer wakker werd. Ze wist dat het een droom was, en ze wist waar ze was. En ze was totaal niet blij dat ze er was. Ze keek om zich heen op zoek naar een deur, maar natuurlijk was die er niet. 'Eigenlijk is het best zielig dat je het nog steeds probeert,' zei een stem. Ze sloot haar ogen. 'Laat me wakker worden. Laat me wakker worden. Laat me wakker worden,' begon ze tegen zichzelf te mompelen.

'Dapper hoor, dat je je toch weer op de mannen stort. Dapper, maar stom,' ging de stem verder. 'Laat me wakker worden. Laat me...' 'Je zult jezelf niet kunnen beheersen, dat weet je zelf ook. Eerst Michel, dan Jan, Ronald misschien?'

Ze sloeg haar handen over haar oren en bleef maar mompelen. Ze wou het niet horen. Het zou haar gek maken. En het ergste was de angst. Ze wist namelijk dat de stem misschien wel eens gelijk kon hebben. Ze kon zichzelf niet beheersen.

'En daarna? Ga je dan je ploeggenoten verraden? Koen misschien?' Haar ogen vlogen open en ze draaide zich naar de gestalte achter haar. 'Ik zou hem nooit iets doen!' riep ze uit. En toen werd ze eindelijk wakker.

Ze schoot overeind en keek verwilderd om zich heen. Een geschrokken Jan deed een stap bij haar vandaan.

'Jan? Wat doe jij nou hier?' vroeg ze, terwijl de droom nog helder in haar geest zat. 'We konden je nergens vinden. Michel moet zo rijden. Iedereen is naar je op zoek,' zei hij.

Ze schudde haar hoofd en staarde met een kleine frons naar haar schoenen. Hij keek haar bezorgd aan. 'Gaat het wel?' vroeg hij. Ze keek weer op en glimlachte. 'Ja. Ik ben alleen een beetje duizelig,' zei ze. 'Kom, ik help je wel,' zei hij. Hij hielp haar overeind en ondersteunde haar.

Ze liepen naar buiten. 'Kom maar achterop bij mij,' zei hij. Ze ging zitten en sloeg haar armen om zijn middel om niet te vallen. Hij keek even over zijn schouder naar haar en begon toen te rijden. De frisse lucht deed haar goed en ze fleurde weer wat op. 'Dank je, dat je me kwam zoeken,' zei ze terwijl ze haar hoofd tegen zijn rug legde.

'Iedereen was op zoek,' antwoordde hij. 'Natuurlijk,' zei ze, en na een korte stilte vroeg ze tussen neus en lippen door: 'Wie zochten er dan allemaal?'

'Ronald, Ireen, Sven, Koen en ik,' somde Jan op. 'Oke,' zei ze alleen. Een frons verscheen op haar gezicht, maar dat kon hij natuurlijk niet zien. Er begon iets te knagen binnenin haar. Ze had haar vrienden afgewezen, maar toch waren ze naar haar opzoek gegaan toen ze ineens weg was.

Schuldgevoel borrelde in haar op, maar ze duwde het hard weg. Toch lukte het haar niet helemaal het nare gevoel uit te bannen.

Valse StartWhere stories live. Discover now