Hoofdstuk 24

357 22 30
                                    

"Zo, je heet Roos, is het niet?" De commandant staat op van haar stoel en leunt tegen haar bureau. Ik knik. "Hopelijk kan jij me iets meer vertellen dan die vrienden van je." Mijn ogen schieten naar haar toe. "Waar zijn ze?" Vraag ik met een trillende stem. "Hoho, niet zo snel. Eerst heb ik jou even nodig. Straks mag je naar ze toe." Ik sla mijn ogen neer. "Dus, waarom zijn jullie hier gekomen?" Vraagt ze. Ik bijt op mijn lip en zwijg. "Nou?! Vertel op!" schreeuwt ze. Geschrokken staar ik voor me uit. "W-we konden niet anders." mompel ik. "Hoezo kon je niet anders?!" Schreeuwt ze. "We leefden op een ruimtestation, genaamd de Ark. Er was nog maar heel weinig voedsel en zuurstof. De raad had besloten om 100 jongeren naar de aarde te sturen om erachter te komen of het nog bewoonbaar is." Leg ik uit. "En daarom moeten jullie ons gebied binnen vallen?" Vraagt ze beledigd. "We wisten niet dat er overlevende op aarde waren." Zeg ik. De vrouw staat op en loopt naar me toe. "Kunnen jullie weer terug naar de ruimte?" Vraagt ze. Ik denk na. "Geen idee." Mompel ik. De vrouw wenkt een bewaker in de kamer. "Laat haar antwoorden." Zegt ze. Geschrokken kijk ik haar aan. De man komt voor me staan, heft zijn hand op en slaat in mijn gezicht. Ik geef een gil van pijn. "Vertel op! Kunnen jullie terug?!" Schreeuwt de vrouw. Ik voel mijn wang gloeien van de klap. Voorzichtig breng ik mijn hand naar mijn gezicht, maar voordat ik het weet heb ik nog een klap te pakken. "Hou op!" Schreeuw ik. "Als je ons nou een fatsoenlijk antwoord geeft." Zegt de commandant met een gemene grijns op haar gezicht. "I-ik... Ik denk niet dat we terug kunnen, nee." Zeg ik trillend. De vrouw laat een geïrriteerde zucht ontsnappen en begint te ijsberen. "Waarom hadden jullie Julie ontvoerd?!" Roept ze vanuit het niets. Ik bijt opnieuw op mijn lip. Wat moet ik nou zeggen? Het is echt niet slim als ze erachter komen dat we een plattegrond van Julie hebben gekregen. Ik moet iets anders bedenken. Ik kan Julie toch niet verraden?! "Uh, we waren nieuwsgierig naar deze basis. We zijn gingen kijken en Julie hield ons aan. Toen ze erachter kwam dat wij vanuit de ruimte komen vroeg ze of ze mee naar buiten mocht." Ratel ik aan een stuk door, door de zenuwen. "Oh echt? We krijgen steeds nieuwe versies van het verhaal." Zegt ze. Gespannen staar ik naar de grond. "Ga je me nu vertellen wat er echt gebeurde?" Roept ze dreigend. "Ik vertel de waarheid." Lieg ik. Voordat ik het weet voel ik een vuist in mijn buik. Een golf van pijn vloeit door mijn lichaam heen. Hoestend laat ik mezelf op de koude vloer vallen. "Praat!" Schreeuwt de commandant. Ik hoest hevig door en negeer haar. Ik geef me niet zomaar over, nu niet. De bewaker loopt naar me toe, grijpt mijn haar vast en trekt me overeind. Opnieuw schreeuw ik de pijn uit. "Zo, dus jij geeft je niet zo snel over? Wacht maar." Mompelt de vrouw dreigend. Ik zie dat ze een andere bewaker een gebaar geeft. Hij verdwijnt daarna door een deur achter zich. Mijn hart bonkt in mijn keel en mijn handen zweten. Wat gaat er nu weer gebeuren? De commandant kijkt me grijnzend aan. "Ben je bang? Je trilt nogal." Goed gezien. Fijn om te weten dat je hersenen hebt. Ik zucht en sla mijn ogen neer.
Ik zie de man de deur weer uit komen. Hij heeft iets bij zich. Het is nogal donker, dus ik zie het bijna niet. Oh, het is iemand! Ik knijp mijn ogen samen om de persoon te kunnen zien. Als ik zie wie het is, mist mijn hart een slag en springen mijn ogen open.

Bellamy.

Ik zou hem bijna niet herkennen: hij zit onder het bloed en de blauwe plekken. Als Bellamy me ziet wilt hij naar me toe rennen, alleen de bewaker houd hem stevig vast. "Roos!" Roept hij schor. Het raakt me om hem zo in paniek te zien. Zijn ogen schieten alle kanten op en hij verzet zich hevig tegen de bewaker. Er rolt een traan over mijn wang heen. "Blijf eens stil staan, idioot!" Schreeuwt de bewaker naar Bellamy, waarna Bell op zijn knieën wordt geduwd. Zijn gezicht vertrekt van de pijn als hij op de grond wordt geduwd. "Laat hem met rust!" Schreeuw ik overstuur. Ik hoor de commandant gemeen lachen. "Ach, hoe lief. Maar hoor eens Roos. We willen nu toch wel antwoord." Gespannen kijk ik haar aan. "Anders gaat dat lieve vriendje van je eraan." Mijn ogen schieten naar Bellamy. Hij schud onopvallend zijn hoofd. "Dus. Wat is er echt gebeurd op die dag dat jullie Julie hebben meegenomen?" Vraagt ze langzaam. Ik zwijg en houd mijn ogen straks op Bellamy gericht. Ik zie de vrouw in mijn ooghoek gebaren naar de bewaker bij Bellamy. De bewaker slaat Bellamy met een vuist tegen zijn gezicht. Bell geeft geen kik, hij spuugt alleen bloed uit op de grond. "Vertel op!" Hoor ik naast me. Ik bal mijn vuisten van woede en knijp mijn ogen tot spleetjes. Opnieuw slaat de bewaker Bellamy. Maar hij is niet klaar na één keer, hij gaat vrolijk door met Bellamy slaan. Elke keer dat hij een klap krijgt, voel ik een een steek in mijn buik. Bellamy ligt op de grond. Hij maakt zich zo klein mogelijk en hij beschermt zijn hoofd tussen zijn armen. Mijn hersenen lijken niet te functioneren, ik kijk geschokt toe naar wat er gebeurt. Opeens schiet ik wakker uit die trans. "Stop!" Schreeuw ik. De bewaker stopt met slaan. "W-we hebben een plattegrond gekregen van Julie. Toen mocht zij met ons mee." Vertel ik, zonder mijn ogen los te maken van Bellamy. "Kijk, dat wilde ik horen." Zegt de commandant met een tevreden grijns. "Jammer dat je dat niet gelijk had gezegd."
De bewaker naast me maakt opeens een uithaal en slaat me tegen mijn hoofd. Een schok van pijn vloeit door me heen. "Roos!" Hoor ik Bellamy van veraf roepen. Langzaam zak ik op de grond. Alles draait en wordt langzaam zwart. De vloer is ijskoud, maar al snel word ik opgenomen in een rustige, zwarte duisternis.

The Return [✔️]Where stories live. Discover now