Hoofdstuk 8

568 31 12
                                    

Ik zit nu al een uur naar het donkere bos te staren en ik snap nog steeds niet wat er is gebeurd. Waarom reageerde Bellamy opeens zo fel? Misschien heeft hij wel gelijk, misschien kan ik maar beter mijn mond dicht houden. Ik zucht.

Mijn ogen wennen langzaam aan het donker. De bomen worden verlicht door het maanlicht en het licht wordt weerkaatst door het meertje verderop. Ik ben aan het wachten tot er iets gebeurt, want ik begin me te vervelen en ik word moe. Mijn maag begint na een poosje ook te knorren. Ik moet eten zoeken, voordat ik iedereen wakker maak met mijn geknor. Ik lach een beetje in mezelf, misschien ook wel om mezelf een beetje op te vrolijken.

Ik sta op en kijk naar de bomen, op zoek naar vruchten. Achter de dikke dennenboom die dicht bij de uitkijkpost staat, staat een boompje met mooie, rode vruchten. Geen idee wat het is en of je het überhaupt wel kan eten. Lets find out.

Ik spring van de muur af, op de grond en loop richting het boompje met de vruchten. Ik strek mijn arm uit naar een vrucht, maar voordat ik hem kan pakken, hoor ik iets. Geritsel. Ik hoor geritsel. Waar kwam het vandaan? Mijn ogen schoten langs de bosjes waar het geluid vandaan kwam. Ik bereid me voor op een aanval, maar er komt geen aanval, tot mijn verbazing. Ik kijk weer naar de boom, alle vruchten waren weg. Weg?! Hoe kan dit? Ik moet weg. Ik weet hoe erg ik moet op schieten, er klopt iets niet, die vruchten gaan niet uit zichzelf weg. Misschien is het weer zo'n enge slang. Ik klim zo snel als ik kan de dennenboom in. De takken zijn glad en mijn voeten hebben moeite op te blijven staan op de takken. Zodra ik boven ben spring ik op de uitkijkpost. Hijgend kijk ik om me heen. Is het veilig? Ben ik veilig?

"Niet snel genoeg, of wel?" Ik draai geschrokken om. Er zitten twee jongens, ze kijken me lachend aan. Voor ze liggen alle rode vruchten waar ik net nog voor stond. "Je hoeft niet zo bang te zijn hoor." Zegt een van de twee, terwijl hij mij een vrucht aan bied. "Ik ben Jasper, en dit is Monty." Ik pak de vrucht aan en kijk de jongens een voor een aan. "Ik ben Roos. Jullie lieten me schrikken!" Zei ik. "Ach, we wilde je alleen even in de maling nemen, maar we wisten niet dat we zo angstaanjagend waren." Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht. "Je had je hoofd eens moeten zien!" Zegt Monty lachend. "Nou! Hou op!" Roep ik terug.

"Kan je deze wel eten, trouwens?" Zeg ik als ik de vrucht omhoog houd. "Jup, het is een soort kruising tussen een appel, een sinaasappel en een bes. Je zou ze eens moeten proberen." Zegt Jasper met zijn mond vol appel-sinaasappel-bes-vrucht. Ik neem een hap van de vrucht; een zoete en frisse smaak. "En?" Vraagt Monty. "Was dat het schrikken waard?" Ik knik lachend.

"Ga maar slapen, wij nemen je taak wel over." Ik knik en sta op. "Leuk jullie te ontmoeten. Ik zie jullie morgen weer!" Ik pak nog een vrucht, en stopt hem in mijn jaszak. "Ja, tot morgen! Slaap lekker." Ik klim de ladder af. Als ik mijn tent binnen loop, is Gido nog steeds in een diepe slaap. Ik leg de vrucht naast hem neer, en ga daarna in mijn eigen bed liggen.

Wat er was gebeurt met Bellamy suist door mijn hoofd heen. Niet aan denken, Roos. Als hij je zo behandeld is hij het niet waard om als vriend te hebben. Laat het gaan. Morgen is er een nieuwe dag, met nieuwe kansen.

The Return [✔️]Where stories live. Discover now