11

303 27 5
                                    

Hij stapt uit de schaduw en zijn gezicht wordt zichtbaar.
"Jij? Was jij het al die tijd?" vraagt ze ongelovig.
"Had je niet verwacht, hè." Op zijn gezicht staat een enorme grijns. "Kom mee."
"Nee." Stellig kruist ze haar armen voor haar borst. "Ik ga nergens heen! Niet met jou." De jongen pakt haar vast en draait haar armen achter haar rug.
"Doorlopen."
"Laat me los", sist ze.
"Nee."
"Jawel."
"Nee."
"Jawel."
"Nee. En als je nu niet ophoudt, dan snijd ik je tong eruit!" sist hij.
"Wauw. Oké dan. Agressief." Hij werpt haar een dodelijke blik toe en het licht van de lantaarnpaal maakt het nog enger. Stil lopen ze verder naar zijn auto. De auto staat in het donkere gedeelte van de straat, waar je geen nummerplaat of iets kan zien.
"Stap in", beveelt hij. Ze doet wat hij haar opdraagt en ze stapt in. "Heb je me gemist?" vraagt hij grijnzend.
"Ik mis je pas wanneer Kerst, Sinterklaas en pinksteren op dezelfde dag vallen." Hij drukt een doekje met chloroform op haar neus en mond en ze valt weg. Grijnzend start hij de auto.
Bij zijn schuilplaats aangekomen, tilt hij haar op en brengt hij haar naar binnen. Daar legt hij haar op dezelfde stalen tafel als waar Dominique en alle anderen op lagen. Hij maakt haar vast en loopt terug naar boven. Hij ploft neer in een fauteuil en staat pas op wanneer hij haar hoort gillen.
"Wakker, hm?" vraagt hij. Hij komt de trap afgelopen met luide, slome passen.
"Nee, ik slaap", moppert ze.
"Zometeen slaap je voor altijd." Hij laat zijn vingers over haar wang glijden. Ze probeert hem te bijten maar hij grijpt haar hoofd vast.
"Speel niet met vuur", sist hij. Hij pakt met zijn vrije hand een versleten doek vast en propt het in haar mond. Ze probeert te gillen maar dat lukt niet door de doek. De jongen pakt een gebogen spijker en steekt het voorwerp in haar been. Haar geschreeuw wordt gedempt en het komt eruit als een klein kuchje.
"Pverdom", krijgt ze eruit.
"Jullie zaten er niet ver vanaf. Heb je haar nog wat te melden, Kayleigh?" Hij haalt de doek half uit haar mond en laat haar spreken.
"Houd je aa-aan de afspr-raak", spuwt ze eruit. De jongen doet de lap terug in haar mond en noteert wat ze zei. Zelf voegt hij ook nog wat toe op een ander blaadje terwijl hij luistert naar een pijn leidende Kayleigh.
Net voordat ze wegzakt, ziet ze het lijk van Autumn in de hoek van de kamer op de grond zitten.

"Potverdomme Kayleigh, neem op!" schreeuw ik gefrustreerd tegen de voicemail van Kayleigh. Ik weet dat het geen nut heeft, ze is meegenomen. Maar ik kan er niks aan doen, ik moet het gewoon proberen. Ik neem mijn mobieltje in mijn hand en ik storm naar haar huis. Ik duw in mijn weg naar haar huis een klein kind van ongeveer zeven ondersteboven. Het valt op de grond en begint te huilen. Ik besteed er geen aandacht aan, Kayleigh en de moorden zijn belangrijker dan een klein, huilend smurfje op straat. Die komt er wel bovenop wanneer het ophoudt met zich aanstellen.
Ik klop als een idioot op de deur, alsof ik erdoorheen wil slaan.
"Hallo, wat kan ik voor je doen?" vraagt de moeder van Kayleigh vriendelijk.
"Mag ik Kayleigh even spreken?" vraag ik onschuldig. De vrouw wordt lijkbleek.
"Mijn hemel, kind, ik weet niet waar ze is", fluistert haar moeder. Tranen glinsteren in haar ooghoek.
"Mag ik even naar haar kamer? Alstublieft?" vraag ik wanhopig, al kom ik redelijk kalm over.
"Maar natuurlijk." Ik knik als wijze van dank. Ze stapt opzij en ik loop langs haar heen, de trap op. Ik loop rustig, bang voor wat ik aan ga treffen. Geen slachtveld, maar een lege kamer. En dat is het verschrikkelijke. Kayleigh is er niet meer en dat is onvermijdelijk. Mijn trillende vingers omvatten de deurklink en ik druk hem naar beneden. Zachtjes duw ik de deur open en slenter ik naar binnen. Mijn ogen scannen de kamer en ik draai wat allerdaagse voorwerpen, zoals haar pennen, gummen en stuiterballen van haar verzameling, rond tussen mijn vingers. Mijn vingertoppen glijden over haar bureau en papieren.
"Gaat het?" vraagt haar moeder opeens.
"Ja, het gaat."
"Wil je wat drinken?"
"Nee, bedankt. Het gaat goed zo, ik ben zo toch weer weg." Haar moeder knikt en verdwijnt weer.
Ik pak het notitieblok van Kayleigh op en blader erdoorheen. Ik eindig op de bovenste bladzijde en kom erachter dat er wat op genoteerd staat. Zo nieuwsgierig als ik ben, lees ik het.

Hey, Meghan.

Ik weet dat je dit leest en naar mijn huis bent gekomen, zo ben je. Ik weet ook dat je je veel zorgen maakt, zo ben je ook. Maar dat hoeft niet.
Ik heb afgesproken met de moordenaar in een gek straatje en ik ben opgehaald. Geen geweld, dat was makkelijker.
Maak je geen zorgen, ik red me wel.
Ik sterf waarschijnlijk alsnog, maar ik wil dat je weet dat ik voor geen goud het jou alleen had laten oplossen en niks jouw schuld is. Ik wilde dit zelf.
Verder: wees preciezer. 'Twee cirkels in het Engels.' Het moet zo simpel zijn, wij denken te lastig. Het antwoord is waarschijnlijk voor de hand liggend.
Los het op. Voor mij, Autumn en de anderen.
Het ga je goed.

Veel liefs,

Kayleigh

Mijn ogen worden waterig en er valt een druppel op het papiertje.
Met het kladblok in mijn handen, zak ik op de grond. Ik leun tegen de muur aan en de tranen blijven stromen. Ik vraag me af of ze nu al dood zou zijn en of het pijnlijk zou zijn.
Ik scheur het uit het kladblok en stop het in mijn broekzak. Snel ren ik naar beneden.
"Bedankt dat ik mocht komen!" roep ik nog voor ik naar buiten ren. Ze hoeven me niet zo te zien en te vragen wat ik deed. Niemand mag weten wat ik doe en waarbij Kayleigh me hielp.
Wat Kayleigh haar dood is geworden.

De blauwe glijbaan #Wattys2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu