4

421 33 7
                                    

"Waarom ik?" vraagt Dominique, iets feller deze keer.
"Juiste persoon op het juiste moment", bromt hij maar.
"Je gaat hier zeker mee door, tot iedereen dood is?" Deze keer kijkt hij wel even op.
"Het kan toch in dit dorp. Iedereen laat het erbij hoe het is, niemand durft toch actie te ondernemen." Hij lacht even scheef en gaat verder met krassen maken.
"Mijn..."
"Klep dicht."
"Vriendinnen..."
"Klep. Dicht", gromt hij boos.
"Gaan er toch wel achteraan!" schreeuwt zo snel en zo hard ze kan. Hij kijkt haar aan, zijn ogen spuwen vuur en er komt nog net geen stoom uit zijn neus, mond of oren. Hij verliest zijn geduld en in één keer ramt hij spijker in het hart van het meisje. Haar ogen poppen bijna uit hun kassen, bloed wordt opgehoest en ze hapt naar adem. Ze krijgt echter alleen haar eigen bloed binnen.
"Dit is nog niet voorbij", gorgelt Dominique voordat het leven zich losmaakt van haar.
De man strompelt naar een tafeltje in de hoek van de kamer. Daar schrijft hij een briefje. Hij werpt een blik op zijn horloge.
Tien voor half twee 's nachts.

Hij pakt een shirt van de tafel af en doet hem aan bij het levenloze meisje. Het bloederige shirt gooit hij in de hoek van de kamer. Alleen het gezicht van Dominique is nu nog bebloed.
Zijn arm pakt de knieholtes van het levenloze lichaam vast, en de andere ondersteund haar bij haar rug en oksels. Zo draagt hij het meisje naar zijn auto, waarmee hij naar het pleintje rijd. Eenmaal aangekomen tilt hij Dominique weer op. Hij staat boor de glijbaan, en hij werpt een blik op zijn horloge. Het is vijf voor half twee. Hij wacht tot de wijzertjes een minuut later aangeven, het tij dat hij de lichamen neer wilt leggen. Het klokje geeft aan dat het nu vier voor half is en hij legt haar voorzichtig op de glijbaan neer. Het briefje legt hij op haar buik, haar handen houden het vast. Zo laat hij het meisje achter.
Vervolgens stapt hij in zijn auto en hij rijd weg. Op naar de volgende bestemming.
Hij parkeert zijn auto netjes in een parkeervak. Na tien minuten het donkere huis bekeken te hebben, stapt hij weer uit. Met een licht gehaaste pas loopt hij door het steegje. Hij duwt een schuttingdeur open. De tuin is ook volledig donker. De lichten van huis 107 branden nog steeds niet, dus hij gaat over op stap twee. In de plantenbak naast de deur ligt een sleuteltje, weet hij. Hij raapt het op en steekt het in het slot. De wind die naar binnen waait, laat de gordijnen wapperen. Hij gaat voor een van de twee matrassen staan. Hij bukt neer bij het meisje en streelt haar haren. Voorzichtig opent ze haar ogen, en ze ziet hem. Ze wilt het op een gillen zetten, maar hij drukt zijn hand voor haar mond en sust haar. Instinctief begint ze zijn hand te likken, maar hij geeft geen kik. Hij gebaart haar dat ze moet op staan, en ze doet het. Hij grijpt haar direct vast. Haar twee handen achter haar rug, vastgehouden door hem. Zijn andere hand houd haar stil.
"Wij gaan even een wandelingetje maken", fluistert hij duister.

"Herfstblaadje!" roep ik door het huis. "Ko-hom dan blaadje, kom dan!" gil ik alsof mijn beste vriendin een hond is.
"Autumn, het is niet leuk meer", mopper ik na vijf minuten. Ik doe mijn mobiel aan, maar ik heb geen appje van Autumn gekregen.
"Dan ga ik haar maar zoeken bij Do thuis", zeg ik tegen zichzelf. Ik ren weer naar boven om me aan te kleden en ik ga ook direct naar de wc toe - ik bespaar jullie de verdere details. Nadat ik klaar ben met alles, loop ik naar buiten. Dominique woont een klein stukje verderop. Een beetje wantrouwig loop ik naar het huis van Dominique. Autumn appt letterlijk altijd als ze ergens heen gaat, of het nou gaat om haar opa en oma, naar huis gaan of zelfs naar de wc. Ze appt eigenlijk haar hele levensverhaal. En in tegenstelling met wat ik doe, geeft zij wèl details.
Maar hetgeen wat mij nog de meeste zorgen baart, zijn Autumn haar spullen.
Die lagen er namelijk allemaal nog.
Ik kom langs het parkje, en ik kan het niet laten om even te kijken.
En daar zie ik twee agenten staan. Eentje heeft een pincet vast om bewijs op de pakken en in een zakje te stoppen, de andere doet niks bijzonders. Ik meen de haren en schoenen van het slachtoffer te herkennen en ik loop ernaartoe.
"Niet betreden", zegt de agent die niks aan het doen was. Ik wil over zijn schouder kijken naar het lijk, maar de agent blokkeert mijn blikveld. Hij kijkt me afkeurend aan, waarop ik geïrriteerd terug kijk.
"Ken je toevallig ene Meghan Molemaker?" vraagt hij tenslotte.
"Ja, want heel toevallig, ben ik dat", zeg ik bijdehand. Had hij maar niet zo irritant moeten doen. Hij haalt een zakje tevoorschijn waar iets in zit. Er zit een briefje in het zakje, met mijn naam erop. In vreemde blokletters staat er 'Meghan Molemaker' op. Het staat op een enveloppe die netjes is dichtgemaakt. Geen adres, postzegel of afzender staat genoteerd. Alleen mijn naam.
"Ik neem aan dat deze dan voor of van jou is", zegt de agent. Hij overhandigd me het zakje, en ik frummel de enveloppe eruit.
"Waar komt dit vandaan?" vraag ik terwijl ik hem open.
"Lag bij het lijk", antwoordt hij onverschillig. Nu pas valt het me op dat het een beetje vies is. Er zit een rode vlek op, die ik dan ook zo veel mogelijk ontwijk. Ik pak de brief eruit, een doodsimpel A4'tje wat is opgevouwen. Er staat tekst op.

Alleen voor Meghan Molemaker. Als er iemand meeleest voel ik me genoodzaakt nog meer mensen te laten sterven. Alleen. Meghan.

De blauwe glijbaan #Wattys2016Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu