11. De Lichte Duistere

11 1 0
                                    


"Wat mijn verhaal is, huh?" De jonge Jaeger's ogen keken Azon uitdagend aan, alsof hij een waarschuwing gaf. "Ja." Azon klonk zelfverzekerd, zonder vrees voor welke woorden de nieuwe Jaeger zo met ons kon delen. "Wel, ik ben de eerstgeborene van de nieuwe generatie bij mij thuis. Mijn vader was een origineel van het Duistere tot tegenstelling van m'n moeder. Zij was een tegenpool die behoorde tot het Licht. Dat zorgde ervoor dat ik, zeg maar, een apart geval geworden ben. Bij de geboorte leek ik op een doodnormaal mens, een wezen op Aarde. Ik had bruine haren, bruine ogen en een zonnige huidskleur. Het enige wat bewees dat ik van Alandria afkomstig ben, dat is dat ik met een 14-jarige leeftijd geboren werd. Mijn vader had moeite me te accepteren en beweerde dat m'n moeder vreemd was gegaan. Duivels aan zijn rechterhand lachten hem voor me uit en dat was voor 'm de laatste druppel. Hij wou een waardige opvolger voor z'n troon. Een zoon om trots op te zijn en eentje waarbij je met een gerust hart je ogen kunt sluiten. Want je weet dat hij perfect in je voetstappen zal treden. Maar de zoon die hij wenste was niet de zoon die ik was. En dat zou hij gaan veranderen. Met behulp van een oude priesteres vervloekte hij me op m'n vijfde verjaardag, ik werd 19. Moeder merkte dit al gauw op. Ik was immers niet het lachende, onschuldige en onbezorgde kind dat ik altijd was. De priesteres' vloek liet een teken na over m'n hele linkerwang, dus het duurde niet lang voor moeder het opmerkte dat er wat niet klopte. Sinds die dag heb ik nooit meer gelachen, noch enige vreugdegevoel gekend. M'n vader had me verbannen van het Licht, voor eeuwig en altijd. De vloek verborg een geheime kracht, maar daar wist mijn vader niks vanaf. De dag dat m'n moeder stierf zou alles veranderen. Ik was erbij, toen haar origineel haar onthoofde voor m'n ogen. Het wekte een ongelooflijke kwaadheid bij me op. Ik liet een schreeuw uit omdat ik mezelf niet meer kon controleren. Verschillende tekens in de vorm van zwarte vlammen verschenen over de linkerkant van m'n gelaat. Mijn haarkleur en oogkleur namen de kleur van duisternis aan. Zwarte vleugels kwamen uit m'n rug tevoorschijn. De zoon die vader altijd al wou was toen geboren en de gave die ik moest ontdekken was mij geschonken met de vloek. Sindsdien ging ik altijd met hem mee naar vergaderingen, kennismakingen en dergelijke. Ik vergat wat het was om vrij te zijn. Hij trainde me tot een tweede Satan, terwijl moeder me zou trainen om vrijheid te kennen. Vader wou dat ik me volledig overgaf aan de vloek die hij me had gegeven millenniums terug. Ik trainde mezelf om de controle te behouden en m'n gave te beheren. Ik luisterde naar de lessen die het leven me leerde. Toen stierf m'n vader na een list van z'n tegenpool. Ik zou de troon bestijgen, maar ik zou een totaal andere Jaeger zijn dan Satan zelf was. En tot tegenstelling van mijn vader zal ik niet verliezen tegenover mijn tegenpool. Als de dag komt dat hij me tegen het lijf loopt, dan is de dag dat hij sterft. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat hij de rijzende zon nooit meer ziet." 

Ik was stil geworden van Souta's verhaal. Was hij serieus? Had hij dat allemaal meegemaakt? Dat wou zeggen dat hij gemaakt was. Hij was niet altijd zo geweest. Hij was van zichzelf afgenomen geweest en daar had ik enorme medelijden mee. Ook Azon was stil gevallen na het horen van de prins' verhaal. Hij hield zich koest en stak zich wat weg achter z'n lange haren. "Iedereen was altijd bang van mijn vader, de grote Satan. Zelfs na eeuwen zul je z'n naam nog horen in gewone conversaties. En nu zijn ze bang van mij. Ik wou een Jaeger worden die liet zien dat het Duister niet altijd slecht hoeft te zijn. Ik wou anders zijn..." Ik legde een kleine hand op z'n schouder. Souta draaide zich naar me om met een doodnormaal gezicht. Maar z'n ogen vertelden me dat hij verdrietig was. "Het is oké, weet je wel", sprak ik stilletjes met een kleine glimlach. "Je bent niet zoals je vader. Jij bent Souta, een eerlijke en toffe gast die z'n eigen pad volgt. Je vormt een geweldige Jaeger." Hij keek me aan met een klein knikje. "Daarnaast", vulde Azon aan. "Geen van ons is normaal. Je bent niet alleen. Je hebt ons nu en als het aan mij ligt, heb je ons voor nog een hele poos." Souta sloot z'n ogen en voor het eerst in millenniums zag ik een glimlach op z'n gelaat verschijnen. Z'n armen smeten zich over ons heen en brachten ons dicht tegen hem aan. "Dank je, vrienden." 

De prins' woorden lieten me warm voelen vanbinnen. De band tussen ons allen nam toe en dat was duidelijk te merken. "Dus, dit is hoe het nu is, niet waar?" We keken elkaar aan. "Een tegenpool die z'n origineel vermoordde. Een mensenwezen die op een vreemde planeet terecht komt en een... uhhh..." Even viel ik stil. Want tja, wat was Souta nu, een tegenpool of een origineel? Die informatie had hij ons niet gemeld. Zou het niet een tikkeltje onbeleefd zijn om het te vragen? Ik wist niet hoe of wat. De jonge majesteit keek me aan. "Wat scheelt er?", vroeg hij in kilte. "Waarom stopte je?" Zijn ijzige aura stond dicht bij me. Ergens wou ik het vragen, maar ik wou niet onbeleefd overkomen. "Hoogheid, mag ik een vraag stellen?" "Heb je al gedaan." Ik keek hem aan, maar realiseerde toen wat hij bedoelde. Het deed een nerveuze giechel m'n lippen ontsnappen. "Ga je gang." Ik keek de nieuwe Jaeger aan en knikte zachtjes. M'n bovenkamer sprak me een paar woorden van goede moed in vooraleer m'n mond het overnam. "Mag ik u vragen, wat bent u precies? Een tegenpool of een origineel?" Souta's ogen groeiden groot. "Geen van beiden", zei hij. "Hoe bedoelt u?" "Ik ben noch origineel, noch tegenpool. Ik ben een..."

AlandriaWhere stories live. Discover now