9. Herstelling van de Ziel

15 1 0
                                    


Stilte had ons overvallen na het hele gebeuren. Elk van ons was teruggenomen door het gevecht en zijn gevolgen. Het had een inpakt op ons allen, ook al lieten geen van ons dat merken. Kira's woorden bleven door ons hoofd spoken en er bleek geen eind aan te komen. In een driehoek rustten we op de geharde en toch koude grond. Hemel bekeek ons met verwonderde ogen en het voelde zwaar aan op de schouders. Azon hield Souta overeind terwijl ik keek naar z'n borstkas. Tja, wat ervan overblijft dan. De jonge Jaeger bleek geen pijn meer te hebben, maar een gebrek aan kracht bleef aanwezig. "Wat denk je?", vroeg zijn stem koud en zwakjes. Zijn donkere ogen staarden recht in de mijne en even twijfelde ik of ik wel m'n mening moest geven. Ik was geen expert, dus aan mij zou hij toch niet veel hebben. "Ik weet niet, Souta", probeerde ik een zin te formuleren. "Ik bedoel, er is een gat. Nu ja, holte eerlijk waar. Ik kan er m'n hand doorsteken, 'k denk niet dat dat de bedoeling is." Hij knikte zachtjes en staarde terug naar bene. Azons gezicht verraadde dat hij medelijden had en dat had ik ook, maar wat konden we hieraan doen. Het was zoals een litteken, dat verdwijnt ook niet echt. Ik kon wel vertellen dat het best wel meeviel en eigenlijk cool was, het maakte de waarheid niet minder erg. En dat wisten we alle drie. De wind blies zachtjes door onze haren, alsof het ons wou troosten door ons te strelen. Het deed me pijn en maakte me triest om m'n vrienden zo te zien. "Huh..." Hun ogen richtten zich op mij. Met een diepe zucht trok ik m'n shirt van over m'n lijf en schonk deze aan Souta. Deze keek me aan met grote verbaasde ogen. "Neem dan, om de holte te verbergen." Een glimlach op m'n gelaat bevestigde dat ik serieus was. De prins knikte zachtjes vooraleer hij het aannam en met wat moeite aandeed. Een glinstering van dankbaarheid verscheen in z'n ogen, wat me een warm gevoel gaf vanbinnen. 

"Onatu, stop eens", hoorde ik Azon achter me. Ik was nog maar pas opgestaan en omgedraaid om verder te reizen met hen. "Hm?" M'n hoofd kantelde zodanig dat ik de demon in de ogen kon kijken. "Dit moet je echt zien", sprak hij met een grote glimlach. Een vleugje opwinding was te horen in z'n stem. "Huh? Wat moet ik zien?" Nog voordat hij me antwoordde draaide hij me een beetje meer om. "Zie? Je hebt tatoeages op je rug!" Tatoeages? Met andere woorden, ik had m'n gave ontdekt. Maar, wat was het dan? "Maar ik weet niet eens wat het is", sprak ik met een tikkeltje ongeloof. Azons ogen bestudeerden de tekens vooraleer hij begon te spreken. "Je hebt ze waarschijnlijk gekregen nadat je tussen het gevecht bent gekomen. Dan was mijn vermoeden dus toch correct." Een trotse glimlach die deels voor z'n eigen bedoeld was, lachte me tegemoet. Rechtvaardigheid, ik kon hem wel eens gelijk geven. Ik was inderdaad tussen beiden gekomen omdat er wat aan m'n lever zat te knagen. En het klopte inderdaad dat ik hen beiden gelijk voor de wet wou hebben, als ik het zo mag noemen. "Je zou wel eens gelijk kunnen hebben, weet je wel?" De woorden kwamen er al giechelend uit en dat deed Azon zachtjes lachen. "Niet slecht, kleine." Souta passeerde me terwijl hij de woorden fluisterend in m'n oor sprak. Had hij dat nu echt tegen me gezegd? Was dat nu net een compliment? M'n hoofd kantelde om me te tonen hoe hij al verder aan het wandelen was. "Hé, wacht!", al lachende liepen zowel Azon als ik achter 'm aan.

De ongemakkelijke, onwennige en vreemde atmosfeer was weggeëbd en maakte plaats voor een iets lossere sfeer. Met z'n drietjes liepen we door. "We moeten je eens een nieuw shirt aanschaffen, vind je ook niet?" De jonge prins keek me aan. "Ik bedoel", begon ik mezelf te verduidelijken,"mijn shirt is duidelijk te groot voor je. Je bent precies een lopende aardappelzak." Een giechel werd onderdrukt tijdens m'n spreken. Souta hief z'n armen om zichzelf even te bekijken. Uiteindelijk bevestigde hij me met een knikje. De nieuwe Jaeger was kleiner en smaller dan ik, dus was het vrij normaal dat hij eruit zag als een vod met mijn kledij. Kwalijk kon ik het hem niet nemen en dat deed ik niet. "Waar was je dan van plan nieuwe kledij aan te schaffen? Ik bedoel, jij zult ook wel een nieuw shirt kunnen gebruiken." Misschien had Azon weliswaar gelijk, want waar kon je in godsnaam kledij kopen hier? Ik had van heel de tijd dat ik hier was nog geen enkele winkel tegengekomen, noch etenskraam. De demon had me uitgelegd dat eten hier niet bestond, aangezien we deze niet nodig hadden om te overleven. We waren onsterfelijk, eten was dus een luxeproduct die enkel bij de enorm hoge adel gekend was. "Luvo de magiër zou wel wat voor ons kunnen doen. Alleen moeten we hem nog zien te vinden. Zie je, hij is een nomade, dus je weet nooit wanneer hij zich waar bevindt." Azon wreef ongemakkelijk door z'n haren. "We zien wel", kwam Souta ertussen. Gelijk had hij uiteindelijk wel. Tijd om te zoeken naar een nomade hadden we niet. Die tijd konden we namelijk veel beter spenderen aan Kira, het bestijgen van de Duistere troon of mij thuiskrijgen. Niet dat we ons daar continu mee bezighielden, maar het bleef wel in ons achterhoofd. Ik wou niet dat m'n tijd hier op Alandria al aan een eind zou komen. Ondanks het feit dat niet alles rozengeur en maneschijn was had ik het best naar m'n zin. De laatste tijd had ik dan ook veel minder aan Aarde zitten denken en ik begon me langzaam aan al te voelen als een echte inwoner van hier. Weggaan zat er bij mij dus niet al te vlug in.

"Onatu?", vroeg een bekende stem achter me. "Ja, wat scheelt er, Azon?" De demon gaf een knikje naar Souta die er vermoeid, uitgeput en energieloos bijliep. Even vergeten dat hij nog steeds aan het bekomen was van het gevecht. "Laten we even stoppen anders", stelde ik voor en hielp de jonge hoogheid naar de kantjes van een veld. We installeerden ons en begonnen te spreken over willekeurige onderwerpen. We vertelden elkaar verhalen en de gezelligheid zat er dik in. Ik had echt het gevoel of we ons allemaal amuseerden. Zelfs Souta had een glimlachje op z'n gelaat, ook al was het zodanig klein dat je het niet echt kon zien. Het doet toch wat met een mens, vond ik persoonlijk. Zien hoe elk van je vrienden gelukkig zijn, ondanks wat er een paar uur geleden had plaatsgevonden. Gelach en gegiechel werd onderling gedeeld, maar dit duurde echter niet lang. Een schaduw werd op ons geworpen, gevolgd door een zeer gekende stem. "Hallo daar, lange tijd niet gezien." Alle drie draaiden we ons om, om een gekend persoon te zien staan.

AlandriaWhere stories live. Discover now