3. Oogverblindend

39 2 0
                                    


"Waarom het Duistere rijk?", vroeg ik met een zekere vorm van onzekerheid. "Ik heb er onlangs iemand ontmoet en ik ben ervan overtuigt dat hij je kan helpen." Ik keek hem aan met een nogal vervelende blik. "Dat zei je de vorige 10 keren ook en we hebben geen enkele vooruitgang geboekt." "Weet ik, weet ik, maar vertrouw me hier maar op, wil je? Kira is echt geknipt voor deze job." "Hm?" "Dat hij geknipt is voor deze job." "Neen, neen, neen", vlogen de woorden vlak na elkaar uit m'n mond terwijl m'n handen snel bewogen van links naar rechts. "Z'n naam bedoel ik." "Oh, zeg dat dan", lachte Azon zachtjes. "Zijn naam is Aoki Kira." "Aoukie Kira?" "Misschien is het beter als je gewoon de voornaam onthoud, Kira." Ik knikte en herhaalde de naam een aantal keer tot het er een beetje in zat bij mij. "Oké, die heb ik." Een gegiechel werd gelost in de ijzige lucht. "Dat hoor ik ja", giechelde Azon zachtjes mee. "Zo'n moeilijke naam is het immers niet." "Niet als je 'm kent, neen", corrigeerde ik de demon met een wijs gelaat. 

Verschillende gedachten raasden door me heen terwijl we steeds dichter en dichter bij het Duistere Rijk kwamen. Azon bleek er niet echt iets van te tonen, maar voor mij was het iets dat me wel degelijk bezighield. Misschien kwam het door het gebrek aan informatie over de duistere wezens. Zouden ze gemeen zijn en vol zitten met verkeerde plannen? Misschien waren ze echt vriendelijk en hadden ze gewoon pech. Wat als het wezens waren die fouten gemaakt hadden in het verleden of een van de 7 zonden hadden begaan tijdens hun pad des leven? Misschien waren ze toch niet zo erg als ik dacht dat ze waren? Maar wat als ze juist erger waren? Rillingen liepen over m'n trillende lichaam. Ik mocht er nog niet aan denken wat voor aard ze verborgen konden houden.

"Azon, van waar ben jij?" Hij keek me aan. "Huh, hoe bedoel je?" "Licht of Duister? 'k Vraag me af tot welke van de 2 jij behoort." "Oh", hij giechelde zachtjes. "Licht en jij blijkbaar ook." "Hoe weet je dat zo zeker?" Zijn paarse irissen bestudeerden me tot in de kleinste detail vooraleer antwoord te geven. "Je bent eerlijk en een puur type. Iemand van het Licht heeft een zonnestraaltje in hun ogen als je goed oplet. Terwijl iemand van het Duister zo'n donkere helle tint heeft. Je moet er eens op letten en je zult zien wat ik bedoel", verzekerde Azon me. Ik knikte zachtjes. Dus ogen verraden tot welke je behoorde? Van buitenaf zou het wel niet zijn. Iedereen die ik tot nu toe had gezien, daar kon ik geen verschil in merken. Er was een grote kans dat hij juist was, zoals gewoonlijk. Maar ik kon hem niet tegenspreken, ik wist niks van hier en hij leefde hier al z'n hele leven. Hoe oud zou hij eigenlijk zijn? Ik kende hem nu al een hele tijd en ik wist nog steeds niet wie hij werkelijk was? Met de beperkte informatie die ik van hem bezat kon je mij toch geen echte vriend noemen? Ook al was hij m'n begeleider sinds dag 1, in m'n ogen had hij wat mee van een goede vriend. Hopelijk betekende ik voor hem hetzelfde. 'k Vond het vreemd om die vraag te stellen, dus hield ik het liever voor mezelf. Wie weet kwam ik er nog wel achter.

We bleven doorlopen in stilte. Ik hield niet zozeer van de stilte, maar wist niet direct een gesprek op gang te brengen. Nu ja, m'n bovenkamer hield me gezelschap door me te overdonderen met opkomende vragen. Nogmaals, een slecht gezelschap was ik niet. En hoewel ik het leuker vond om met anderen een conversatie te houden, je moet altijd een onderwerp hebben of een openingszin. Maar die ontbrak ik. Het paarse wezen hield zich bezig met het staren naar de hemel. Een kleurrijke hemel met verschillende zonnen. 't Was best een aantrekkelijk zicht vond ik persoonlijk en dat dacht Azon ook, aan zijn verwonderlijke blik te zien. De lucht was inderdaad magisch en betoverend. Sprankelende kleuren rood en roze waren degene die vorm gaven aan de sfeer terwijl de geelachtige kleuren zorgden voor een gouden sprookjesomgeving. Bijna poëtisch, maar niks meer dan realiteit op deze planeet.

"... En toen rende hij er als een gek vandoor." Beiden schoten we in de lach. Azon was uiteindelijk weer aan het spreken geraakt door een humoristisch verhaal met me te delen. "Maar dat is nog niet alles", zei hij met gebrek aan zuurstof wegens de slappe lach. "Vlak daarachter..." "Merkte de dokter dat hij weg was en volgde hem het hele ziekenhuis door", onderbrak een onbekende stem hem. Azon draaide zich om, om een jongen van 15 te zien. Hij had een witte huid, witte haren en witte ogen, die in contrast stonden met z'n zwarte hoorns en donkere kledij. Vreemde tentakels waren op z'n rug bevestigd en hadden dezelfde kleur zwart als de 2 stokjes op z'n hoofd. "Kira!" De demon vloog de jongen, blijkbaar Kira genaamd, om de hals en wreef even over z'n rug. "Lange tijd niet gezien, paarse." De stem van de jongen klonk koud en hard tegelijk. Maar het waren vooral z'n ogen die me tegemoet kwamen. Ze hadden een donkere gloed, dus was hij waarschijnlijk van het Duistere. Dat tenminste als Azons theorie klopte. Ik vermoedde van wel, hij is tot nu toe nog nooit fout geweest. Kira draaide zich naar me om en keek me recht in de ogen en toen gebeurde het. M'n beeld was weg, alsof een zwart gordijn voor m'n ogen dichtgegaan was. Wie had het licht uitgedaan? Even was ik in paniek, maar nog voordat ik om hulp kon roepen ging het licht weer aan. Was er iets mis met m'n ogen misschien? Verschillende dingen kwamen in me op. Het was niks, toch? Ik zag prima. M'n beeld was teruggekeerd om me te tonen hoe Kira met een geheimzinnige blik naar me zat te staren. "Dus", sprak hij me toe. "Jij bent Onatu, juist?" M'n keel slikte. Er was wat aan hem dat me niet aanstond, alleen kon ik er m'n vinger niet opleggen. Wie was hij? Ik nam nog even een grote teug lucht vooraleer te spreken. "Hoe weet jij m'n naam?"

AlandriaWhere stories live. Discover now