Hoofdstuk 10.

1.5K 53 8
                                    

‘Ik moet naar het toilet’ zegt ze zachtjes. De man helpt haar overeind. Haar armen doen zeer. Ze is blij als straks haar handen weer worden losgemaakt. Misschien is het dan haar kans om te kunnen ontsnappen. Een hand duwt haar tegen haar rug. Niet veel later komt ze aan bij de badkamer. Haar handen worden losgemaakt. De blinddoek doet ze zelf af als de deur achter haar dicht is. Het is er netter dan de vorige keer. Het lijkt zelfs wel schoongemaakt. Gauw gaat ze naar de wc en kijkt om zich heen.

Ze ziet nu pas dat er een klein raampje achter een gordijn in de ruimte aanwezig is. Ze trekt nog niet door en loopt er stil naar toe. Het raampje zit hoog, dus moet ze op haar tenen staan om te kunnen kijken. Het enige wat ze kan zien is een grijze muur, er zit niet veel ruimte tussen het gebouw waar zij in zit en het gebouw er naast. ‘Klaar?’ vraagt de man op de gang. ‘Bijna’ antwoord ze rustig. Ze laat het gordijn weer zakken en kijkt in de spiegel. Ze ziet dat het verband om haar armen is rood gekleurd. Ze trekt door. Op de één of andere manier moet ze haar armen opnieuw verbinden. Zal ze het vragen?

De deur gaat open. Ze heeft er geen tijd voor om er nog naar te kijken. ‘Doe de blinddoek weer om’ zegt de man. Karin doet de blinddoek weer om, maar niet zo strak als de vorige keer. Nu moet ze een manier verzinnen hoe haar handen niet zo strak vastgebonden kunnen worden. De man komt de ruimte in. Ze houdt haar handen naar achteren.  ‘Je gaat naar een andere ruimte’ legt de man uit als ze de badkamer uitlopen. Dit keer blijft ze niet op dezelfde verdieping, maar moet ze een trap oplopen. Zal ze in een soort huis zitten? Als ze weer een ruimte in wordt geduwd wordt de blinddoek afgedaan. Het is een donkere ruimte. De deur wordt achter haar dicht gedaan.

Er is een raam aanwezig in de ruimte, maar er is hout tegen aangezet. Met haar handen vastgebonden kan ze toch nooit kijken wat daar achter zit. Er komt wat licht door het raam heen. Er ligt een oud matras op de grond. Het zit onder het stof. Ze voelt zich ineens heel duizelig worden en zakt neer op het matras. De laatste keer dat ze heeft gegeten is alweer een poos geleden. Haar handen zitten stevig op haar rug vastgebonden. Haar voeten zijn tenminste niet vastgebonden. Ze probeert zo goed mogelijk op het matras te liggen en sluit haar ogen. Ze voelt dat de duizeligheid alleen maar erger wordt. Zwarte vlekken voor haar ogen en ze zakt weg.

Verschillende keren wordt ze wakker en zakt dan weer weg. ‘Wat is er met haar?’ hoort ze een stem boven haar vragen. De man heeft een hoge stem. Ze houdt haar ogen dicht. ‘Wanneer is de laatste keer dat jullie haar te eten hebben gegeven?’ vraagt een andere man. ‘Weet niet. Ze moest er slecht uit zien voor haar vader. Dus volgens mij al een poosje niet meer’ zegt de man met de hoge stem. ‘Haal nummer tien’ zegt de andere man. De mannen verdwijnen uit de ruimte. Een paar minuten later gaat de deur weer open en weer dicht. ‘Karin’ hoort ze een angstige stem vragen. Ze opent haar ogen en ziet Thomas staan.

Hij heeft een bord vast met brood en een glas met drinken. Thomas gaat naast haar op het bed zitten en houdt een stukje brood voor haar mond. ‘Sliep je net?’ vraagt hij. ‘Ja’ antwoord ze als ze het stukje brood in haar mond op heeft. Ze kan moeilijk aan het jongetje gaan vertellen dat ze is flauwgevallen. Ze moet goed eten, want anders heeft ze nooit de kracht om hier uit te komen. ‘Het is geen water’ zegt Thomas als hij het glas met drinken voor haar mond houdt. Het blijkt ranja te zijn. Krijgt ze toch nog wat suiker binnen. Na het eten voelt ze zich gelukkig wat beter. Thomas blijft naast haar zitten als het eten op is. ‘Thomas wil je misschien iets voor mij doen?’ vraagt ze. Hij knikt en kijkt haar met grote ogen aan.

‘Draag je wel eens een blinddoek?’ vraagt Karin. ‘Nee’ antwoord hij. Misschien krijgt ze het voor elkaar dat hij meer informatie aan haar geeft over deze ruimte. ‘Weet je hoeveel verdiepingen er zijn?’ vraagt ze. ‘Twee. Wij zitten nu op de tweede verdieping’ legt hij zachtjes uit. Ze zijn steeds zachter gaan praten, zodat de mannen op de gang hen niet horen. Ze weet niet of ze er staan, maar ze kan niets riskeren. De moeder van Thomas is ook vermoord, omdat ze teveel informatie had gegeven. De informatie die ze gaf was nauwelijks wat. ‘Hoeveel mannen zijn hier ongeveer?’ vraagt ze daarna. Thomas geeft niet gelijk antwoord. Hij is aan het tellen op zijn vingers. ‘Het zijn er best een hoop. Er zijn mannen die soms langs komen en mannen die hier zelfs slapen. De meeste gaan ’s avonds weg. Ik denk dat er ’s avonds ongeveer vijf zijn’ legt Thomas uit.

Karin vindt het knap dat het jongetje alles zowat onthoud. ‘Komen er ook wel vrouwen?’ vraagt ze. ‘Heel soms, maar die gaan meestal met één van de mannen naar een kamer. Ze dragen hele korte jurkjes’ legt hij uit. Ze weet precies wat die vrouwen hier komen doen. Nu snapt ze ook waarom de mannen haar mee de slaapkamer in willen lokken.

Als Thomas wordt opgehaald weet ze dat het gaat om een bende. Ze zit in een soort huis met een grote loods ernaast. De eerste keer zat ze dus in de loods. Het moet een soort huis zijn voor iedereen. Toch weet niet iedereen van haar. Alleen de mannen die hier slapen en overdag ook altijd zijn. Thomas vertelde ook dat hij verschillende keren gezien heeft dat twee mannen wat aan elkaar geven. De één geeft geld en de ander een zakje met wit spul. De mannen doen dus ook aan drugs. Ze hoopt nu maar dat niemand weet dat Thomas haar dat allemaal heeft verteld.

De beste manier om te ontsnappen lijkt haar ’s avonds. Dan zijn de minste mensen aanwezig. Volgens Thomas is zij de enige die ontvoerd is en dat Thijs wordt gestraft. Ze snapt niet waarom ze dan een nummer heeft gekregen aan het begin en waarom ze Thomas een nummer hebben gegeven. Het is allemaal de bedoeling om haar in verwarring te brengen. ’s Avonds komt Thomas nog een keer langs met wat eten. Na het eten wordt ze opgehaald om weer naar het toilet te gaan. Ze probeert dit keer het verband van haar linkerarm eraf te halen. Ze is benieuwd hoe het gaat met de wond.

Gauw maakt ze een stukje toiletpapier nat en dept dit op de wond. De wond zelf is dicht, maar ziet er smerig uit. Daarna legt ze het verband weer om haar arm. Het zit iets strakker. De volgende keer moet ze maar naar haar andere arm kijken, daar heeft ze nu geen tijd meer voor. Als ze door heeft getrokken gaat de deur weer open. Ze heeft de blinddoek al voor haar ogen vastgebonden. De man zegt niets en trekt haar mee naar de ruimte met het matras. De blinddoek wordt weer afgedaan en Karin zakt neer op het matras. Het matras ligt niet fijn, maar het ligt veel beter dan een koude vloer. Net voordat ze in slaap valt gaat de deur open. Het is donker in haar kamer, omdat het buiten ook donker is. De deur gaat weer dicht.

Karin houdt haar ogen gesloten. Er is iemand aanwezig in de ruimte. Stil blijft ze op het matras liggen. Ze hoort heel zacht iemand ademhalen. Ze opent haar ogen, want het is toch donker in de kamer. Heel lang blijft het stil in de kamer. Tot de deur weer open gaat. In slaap komen was er niet van gekomen, maar haar ogen had ze weer gesloten. De deur gaat weer dicht. Is de persoon uit de ruimte? Een zaklamp wordt aangeklikt en op haar geschenen. ‘Tijd voor wat activiteiten’ hoort ze de man fluisteren. Ze krijgt het gevoel of iemand haar bij haar nek vast pakt. Ze merkt dat de man naast haar gaat zitten. ‘Waag het niet om haar aan te raken’ hoort ze dan een andere stem zeggen. Ze opent haar ogen om te zien wat er gebeurd.

De man die bij haar op het matras is gaan zitten springt op en staat tegenover de andere man. Zijn zaklamp richt hij naar beneden zodat zij de gezichten niet kan zien. ‘Wat was je met haar van plan?’ vraagt de man zonder zaklamp. ‘Helemaal niets’ antwoord de man met de zaklamp. Karin hoort de angst in zijn stem. Hij is bang voor de wat grotere man. Ze weet ineens wie het is. Het is de man waarbij ze steeds in de ruimte moest komen. Hij is ongeveer de baas van alles. Dat denkt ze tenminste. Iedereen heeft respect voor hem.

‘Wat bedoelde je net met activiteiten?’ vraagt de man zonder zaklamp. De ander staart naar beneden. ‘Meekomen jij’ zegt de ander nors en doet de deur open. De twee mannen verdwijnen uit de ruimte en daar zit ze dan weer alleen. Ze durft pas adem te halen als ze zeker weet dat de mannen verdwenen zijn. Ze begint de stemmen steeds beter te onthouden. De man met de zaklamp is één van de mannen die met het voorstel kwam dat ze wel bij hem mocht komen slapen. Jammer genoeg heeft ze de gezichten dus niet kunnen zien. Ze sluit haar ogen weer, maar is te bang om te gaan slapen. Toch valt ze uiteindelijk in slaap. ‘Wakker worden’ wordt er naar haar geschreeuwd. Ze voelt dat iemand zijn voet op de wond van haar arm zet. Gelijk is ze wakker en wil het uitschreeuwen van de pijn. ‘We hebben je misschien zo nodig. Dus wakker blijven’

Karin kijkt omhoog en ziet dat de man een bivakmuts op heeft. Ze wordt overeind getrokken en blijft tegen de muur aanzitten. De man haalt een blinddoek tevoorschijn en doet die om haar ogen heen. Waarom hebben ze haar zo nodig? Wat gaat er gebeuren?

De ontvoeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu