Chapter 1

146 11 10
                                    

Toen ik de brandende keuken inliep, omringde het vuur de hele kamer. De rook was zo dicht dat ik niet meer goed voor me uit kon kijken. Waarom is het brandalarm niet afgegaan? Ik begin oncontroleerbaar te hoesten en te kuchen. Ik moet hier weg. Net als ik door de deur wil gaan, laait het vuur voor de deur op. Zomaar, opeens. Dit is niet zomaar een normale brand. Dit is Uriël.

Ik draai me om, en zie twee silhouetten staan aan de andere kant van het kleine keukentje. Ik wist wel dat ze ons ooit zouden vinden. Hij heeft overal zijn mannetjes. Het is maar een kwestie van tijd. Wie zou die engel die naast hem staat zijn? De rook begint langzaam weg te gaan, dus krijg ik eindelijk de kans de gezichten te onderscheiden. De linker is sowieso Uriël. En de rechter... nee. Dit is onmogelijk. Dit kan niet. Dit moet wel de enorme hoeveelheid rook zijn. "Dit kan niet", breng ik nog zwaar hijgend uit. Beide figuren grinniken nu. "Ik dacht al dat je zoiets stoms zou zeggen", zegt de rechter. Ja, ik weet het nu zeker. Het is Zacharel.

Jessica

Ik kom weer langzaam bij bewustzijn, terwijl een enorm grote pijn uit mijn rug me belet meteen rechtop te gaan zitten. Ik kronkel nog even voordat ik begin met mijn omgeving in me op te gaan nemen. Ik lig in een grote slaapkamer, in een king-size bed. Alle muren zijn geschilderd in een blauwe pastelkleur en er zitten twee grote witte deuren in de muren. Ik ga zo rustig mogelijk rechtop zitten terwijl ik probeer de pijn te negeren. Als ik de lichtblauwe dekens van me af sla zie ik dat ik in een wit nachtjaponnetje lig. Ik weet vrij zeker dat ik die niet aanhad. Dus dat zou dus betekenen dat.... Omg nee, iew! Ik wil gaan staan, maar val daardoor gelijk op de koude stenen vloer. Mijn benen zijn nog te zwak om zomaar te gaan staan. Hoelang ben ik in hemelsnaam bewusteloos geweest? Ik trek me traag en moeizaam weer op het bed en laat me verslagen in het zachte bed vallen. Plots valt het me op dat er allemaal veren rondom me liggen. Verbaasd kijk ik om me heen. Wat is dit?

De deur vliegt open, en Uriël staat in de deuropening. Hij kijkt blij verrast als hij mij ziet liggen. "Schoonheid! Je bent eindelijk wakker! Het heeft je zeker wat tijd gekost, maar ik zei toch dat het je zou lukken!". Ik kijk hem niet-begrijpend aan. "Hoelang ben ik bewusteloos geweest?". Hij loopt langzaam naar me toe, zijn opgewonden uitstraling niet verbergend. "Ik geef toe, je was langer weg dan degene die na jou volgden. Die waren meestal binnen een dag weer terug. Ik weet niet waarom, maar bij jou was de transformatie heftiger. Daarna ben je ook bijna een week niet meer bij bewustzijn geweest. Tot nu natuurlijk". Hij klapt even in zijn handen, zo vrolijk is hij blijkbaar. Maar wacht, de transformatie is blijkbaar voltooit. Betekend dat dus dat.... Voordat ik überhaupt hem iets van vragen, tilt Uriël me op uit het bed en draagt me de andere deur door dan degene waardoor hij binnenkwam. We komen uit in een grote badkamer. Hij is helemaal sneeuwwit met een groot bad en een grote spiegel. Voor de spiegel zet hij me neer. Ik houd me nog met beide handen vast aan Uriël, als ik schrik van wat ik zie in de weerspiegeling. Achter mij zitten twee grote, sneeuwwitte vleugels met een blauwe gloed eroverheen. Ook al voel ik me enorm slecht, ik zie er gewoon gezond uit. Mijn huid is helemaal gaaf. Ik wil me omdraaien om mezelf van de achterkant te kunnen bekijken, maar mijn benen staan dat nog niet toe. Uriël tilt me weer op en neemt me mee door de andere deur de gang op. "Waar gaan we heen?". Ik ben hier nog nooit geweest. De gangen zijn zo lang dat ze wel oneindig waren. Ik weet zeker dat ik zou verdwalen als ik hier alleen door zou lopen. "We gaan wat eten voor je halen. Dan kan ik je gelijk aan wat kameraden laten zien. Ik had toch gezegd dat het me zou lukken!". Hij begint harder door te lopen. Het lijkt wel alsof hij niet eens doorheeft dat hij mij nog in zijn armen draagt. Alsof ik zo licht ben als een veertje. "Maar ik ben nog in deze pyjama!". Ik ga liever niet in deze kleding ergens anders heen dan naar de slaapkamer, maar Uriël grinnikt alleen maar. "Te laat. We zijn er al".

***

Mike

Ik open moeizaam mijn ogen en laat ze wennen aan het gebrek aan licht. Ik lig in een kleine cel. De muren zijn smerig, en er licht een stinkende vloeistof op de grond. Ik herken deze plek. We zijn nu aan de westzijde van het oude kasteel. Dit is de basis van Uriël. Ik sta op en kijk door de tralies voor de deur naar de verlaten gang. Ik weet dat er nog een stuk of zeven cellen zijn hier, maar het lijkt erop dat er niemand zit. Ook wel logisch. Waarom zou je je gevangenen op de eerste verdieping laten als je ze ook kan opsluiten in de diepe kerkers onder het kasteel? Dan verminder je de kans dat ze kunnen ontsnappen. Maar waarom zit ik hier dan wel? En waar is Jessica? Ik weet niet wat er aan de hand is, maar ik moet haar vinden. Ik moet weten wat er aan de hand is en waarom ze opeens zo vijandelijk deed tegenover mij.

Plots hoor ik voetstappen die steeds harder worden. Iemand komt naar me toe. Het is Caleb. Hij kijkt me verontschuldigend aan. "Hallo, Michael". Ik weet dat ik niet in de positie ben om vragen te stellen, maar ik doe het toch. "Wat doe je hier? En waar is Jessica? Ik moet haar nu onmiddellijk zien". Hij kijkt me treurig aan. Wat doet hij? "Ik moet iets brengen van Uriël. Het komt uit jullie appartement". Hij haalt een schriftje tevoorschijn die aan de kanten verbrand is. Desondanks herken ik het meteen. Het is Jessica's schriftje. Het schriftje waar ze mij niet uit liet lezen. Voorzichtig schuift Caleb het tussen de spijlen van de deur heen. Ik pak het schriftje aan, hoewel ik geen idee heb waarom Uriël dit aan me zou geven. "Waar is Jessica, Caleb? Zeg me alsjeblieft dat ze oké is!". Ik hoor hoe ik begin te schreeuwen. Caleb blijft me alleen maar treurig aankijken. "Het spijt me, Michael". Die zin zorgt ervoor dat mijn wereld compleet afbrokkelt. Voor een lange tijd was ze alles voor me. Mijn doel was om haar veilig te houden. En nu heb ik gefaald. "Wat bedoel je?". Caleb wendt zich af en begint weg te lopen. "Ik vermoord je!!". Ik schreeuw hem achterna, hoewel ik weet dat dat geen zin heeft. Tranen beginnen te stromen over mijn wangen terwijl ik hem na blijf schreeuwen. Als hij al tien minuten uit het zich verdwenen is stop ik met schreeuwen en laat ik me op het vieze bed vallen. Ik druk het schriftje tegen mijn borst aan en begin nog harder te snikken. Ik hou het wel zo stil mogelijk. Ik gun het Uriël niet me nu zo te zien. Als ik hem zie, vermoord ik hem. Voor haar. 

***

Hallo!! :DD

Hier issie dan, het eerste hoofdstuk van het nieuwe boek!! Wat vonden jullie ervan? Laat het achter in de comments!

Waar zou dat eerste stukje van zijn? Ik wil er niet al te veel over zeggen, maar het is een flashback van iemand! ;)

Het blijft voor mij enorm gaaf dat dit verhaal zo goed loopt! Ik kan jullie daar niet genoeg voor bedanken!

Laat alsjeblieft even een vote achter als je al zo ver in het verhaal bent! Dat helpt me echt enorm!! :D

Volgende week komen er nieuwe characters in het spel! nog ideeën voor personaliteiten of namen? Laat dat ook zeker even achter! Als ik daar iets van gebruik zal ik je wel een eervolle vermelding geven in dit boek! <3

xxx, Larissa <3

Lost FeatherWhere stories live. Discover now