Hoofdstuk 33

5.4K 212 19
                                    

Alex

Langzaam ontwaak ik uit mijn slaap en wrijf rustig in mijn ogen. Nadat ik mezelf had uitgerekt, gaapte ik. Ik doe mijn ogen open en kijk om me heen. Waar ben ik? Waar is Fleur? Ik kijk door het raampje van de kamers en zie geen Fleur liggen, maar Romy. Wat deed zij hier? Ik denk peinzend na over gisteravond, maar niks wordt helder. Mijn hoofd begint pijnlijk te dreunen en ik leg mijn handen in mijn gezicht. Na enkele minuten zo stil gezeten te hebben, bonkt die nog even na.

Eindelijk heb ik alles op een rijtje gezet, wat niet zo moeilijk was want zelf weet ik nog niks van hoe Romy is gekomen, en waarom ze op de stoep bewusteloos lag. Mijn hart slaat een slag over. Was het echt zo? Dat haar hart er gister mee is opgehouden. Ik kijk op de klok, half 10.

Ik ga rustig onderuit liggen, maar schrik daarna op. Shit, wat zou mijn moeder wel niet denken als ik niet thuis kwam. Snel pak ik mijn mobiel uit mijn zak, en ontgrendel hem. 12 Gemiste oproepen. Ik bel haar meteen terug, ookal doet ze erg overdreven. Nog maar éen jaar en dan ben ik niet meer minderjarig, ik kan er niet op wachten. Eindelijk vrij zijn, zonder ouders. Oké, dat klinkt overdreven dat ik meteen na mijn achtiende verjaardag het huis uitga en niet meer terugkom. 'Nul-zes-.' Nee hè, voicemail. Ze is meestal wel s'ochtends rond 9 uur wakker. Na nog een keer opbellen neemt eindelijk iemand op. 'Hallo met Sandra.' Galt er door mijn luidspreker. 'Hoi mam, ik ben oké.' Zeg ik kortaf en zet mijn geluid alvast zachter voor wat er nu zou komen. 'Je bent wat? Ik heb je wel twaalf keer gebeld! Ik dacht dat je, of misschien, we, erg ongerust.' Sommige woorden hoor ik er tussen door en ze blijft door praten over hoe ongerust mijn vader en zij waren. Als ik niks meer hoor zet ik mijn geluid harder. 'Klaar?' Ik hoor haar zuchten en tegelijk glimlachen tegen de telefoon. 'Gelukkig ben je oké, wat is er gebeurd? Waar ben je?' Begint ze overbezorgd. 'De beste vriendin van Fleur, Romy vond ik op de stoep voor het ziekenhuis. Ik weet niet waarom of hoe maar ik bracht haar naar het ziekenhuis. En daar werd ik vanochtend wakker en ik ga zo meer informatie vragen.' Het is even stil aan de andere kant van de lijn. 'Het is goed dat je dat hebt gedaan Alex, maar vertel de volgende keer dat je daar bent. We hadden bijna de politue gebeld en je als vermist persoon aangegeven.' Ik glimlach, soms kunnen mijn ouders tè bezorgd zijn. 'Hoelaat moet ik thuis zijn.' Ik hoor haar de trap aflopen. 'Je ziet maar, voor het avondeten thuis zijn en vanavond ben je thuis.' Ik zucht. 'Ja, mam. Doei.' Ik hang zo snel mogelijk op voordat ze weer een lul verhaal begint over dat ik wel optimd thuis moet zijn.

Een zuster komt langslopen en kijkt mij vragend aan. 'Het bezoekersuur is pas van tien, tot negen uur s'avonds.' Ze kijkt me zo vriendelijk mogelijk aan, ik zie al meteen dat dit geen echte glimlach is. 'Dat weet ik, maar ik kan heus wel een half uur wachten.' Ze rolt met haar ogen en wilt weglopen maar ik heb nog een vraag op mijn lippen branden. 'Weet jij de situatie van dat meisje?' Ik wijs naar Romy, 'zit ze in een kritieke toestand of niet?' ze volgt mijn wijsvinger en steekt in vinger op. Oftewel ze gaat even kijken en zegt zonder woorden éen momentje. Ze loopt Romy's kamer in en sluit de deur achter zich. Na enkele minuten naar de lelijke witte ziekenhuis muur te kijken hoor ik de deur weer open gaan. 'En?' Zeg ik meteen als ik de zuster door de deur zie komen. 'Ze heeft een hersenschudding, we weten nog niet hoe erg, er is misschien kans op geheugenverlies maar dat is in de ergste gevallen. Ze heeft alleen maar een grote bult op haar hoofd.' Ik kijk snel door het raam en zie inderdaad dat ze een bult op haar hoofd heeft die me nog niet eerder is opgevallen. 'Maar waarom voelde ik haar hartslag gister niet?' Ze kijkt me eerst schaapachtig aan en schud daarna haar hoofd. 'Dan voel je haar pols verkeerd want er is niks mis met haar hartslag.' Ik zucht opgelucht en kijk op de klok. Gelukkig nog tien minuten. Zonder nog iets te zeggen draait ze zich om en loopt verder naar een van de andere kamers in de gang. 
Ik ga weer zitten en wacht tot het bezoekersuur, vervelend kijk ik om de zoveel seconden naar de klok. Het lijkt alsof de tijd in slow-motian gaat en bijna dat de klok stil staat. Maar dan realiseer ik me, ze slaapt nog. Zou ik haar wakker mogen maken? Straks duurt het nog een uur totdat ze wakker wordt. Ik kan beter aan ontbijten. Ik sta langzaam op en loop de gang uit richting de trap, naar beneden. Als ik in de grote aankomsthal van het ziekenhuis binnenkom, komt er een sterke geur van vers gebakken broodjes en koffie mijn neus binnen. Ik loop richting de geur, en pak een twee bordjes waarna ik snel twee kaas broodjes pak met wat beleg. Ik zet alles op een dienblad en kijk om me heen. Gelukkig is er niemand, ook niet achter de kassa. Nadat ik een kopje warm water met een theezakje op het dienblad had gezegd, zette ik ook een glas water voor mezelf. Snel loop ik naar de lift die nog op de begane grond staat. Ik loop naar binnen en kies de goede verdieping. Na even gewacht te hebben met de meest irritante liftmuziek, springen de deuren eindelijk open. Ik loop naar Romy's kamer, het boeit me niet hoelaat het is. Het zou zeker wel rond tienen nu zijn. Ik doe de deur open en sluit hem weer achter me dicht.
Blijkbaar hoorde Romy dat, of ze werd gewoon uit zichzelf wakker. Maar ze werd wakker en keek me eerst even raar aan. Haar hand gaat langzaam naar de bult en ze wrijft er langzaam over heen. 'Wat is er gebeurd?' Ik loop langzaam naar het bed toe, 'dat weet ik ook niet.' Na een korte stilte pak ik een stoelte en zet het dienblad op een nachtkastje. 'Ik heb ontbijt gehaald, ik wist niet wat je lekker vond dus had maar beschillende soorten beleg gehaald.' Ze blijft me inspecterend aankijken, alsof er iets is dat ze zoekt. 'Hm, oké. Dankje.' Ze pakt het broodje van het bord, pakt het plakje kaas dat naast het broodje lag en leg die op het broodje. Ze begint langzaam te eten en ik begin ook aan mijn broodje ham.

Ze doet raar, alsof touwtjes in haar geknapt zijn. Die touwtjes maken uit wie je bent, soms spelen er mensen met die touwtjes en slijten ze af. Dat uiteindelijk een van die touwtjes knapt. De connectie met Fleur is alsof onze touwtjes zijn verdraaid en niet terug te draaien zijn, maar als haar touwtje knapt, blijft mijne tollen. Wat mijn gedachte overhoop haalt. Het leven is oneerlijk, het is een doolhof vanaf de eerste dag. Je moet je uitweg zoeken, maar die is moeilijk te vinden. Er zitten veel opstakels in dat doolhof waar je niet zo snel vanaf bent, maar nadat je het einde hebt gevonden begin je weer aan een nieuw avontuur. Waar niemand iets op aarde van weet. Alleen diegene die hun rust al gevonden hebben.

Verliefd op mijn stiefbroerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu