Wild

2 0 0
                                    

Schim van mijn eenzaamheid slaat me gade.
Als ik hem vanuit mijn ooghoek herken, verstomt de wereld,
hoe hard ik hem ook negeer.
Er broeit iets, er borrelt een bel naar boven die boert: wat doe ik hier, wat doe ik, ik hoor hier niet, ik hoor nergens
Ga naar buiten, fiets weg en fiets zover je kan

Daar ga ik dan, over de dijk, staalgrijze lucht, onaflatende miezer en een pad recht langs de rivier.
Het duurt niet lang nu voor het donker wordt, maar ik heb geen angst.
Ik ben van de koude wind die onder mijn capuchon blaast,
ik ben van de kale bruine takken, en van
de modderspetters die zich op mijn broekspijpen ophopen

Eén eenzame jongen, voorovergebogen, hijgend in de schemer, hopend dat het antwoord
op hem wacht aan het eind van het pad.
Aangespoeld uit de rivier, verfomfaaid en verwaaid
tussen de takken van de zwarte populier.
Onopvallend voor de argelozen,
maar kostbaar voor hen
die de betekenis van wild willen weten

En wild wil ik! Word ik wolf?
Verbetenheid, laat de wolf komen.
Laat de pastoor me met een kruis de kerk uitjagen,
nadat ik hem heb geroepen om mijn sympathie voor de duivel te verklaren.
Heer, was dan mijn zonden schoon in Uw water,
dat bulderend door de sluis naar beneden stort,
water dat U met zand, zweet en wind in mijn gezicht laat lopen.

Maar wolf word ik niet, en na een uur fietsen is het pad bijna op
Met zijn laatste adem voert het me door het ooibos, en houdt dan op aan de oeverrand
Door de takken zie ik aan de overzijde een ruïne
Kale muren staren me aan met holle raamkozijnen,
In de stille, indrukwekkende harmonie met het landschap die alleen de dood machtig is
Daar staat ook hij, de schim van mijn eenzaamheid
Hij en ik, wij zien elkaar

Naar binnenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu