Hoofdstuk 3 - Orde in de chaos

36 7 3
                                    

Het volgende moment drukte Egor hijgend zijn rug tegen een gevel, de adrenaline in z'n lijf torenhoog.

Op de plek waar hij een fractie van een seconde geleden nog stond, ontvouwde zich een onoverzichtelijke ravage van gespleten asfalt, volledig uiteengescheurd door een reusachtige boom waaruit in snel tempo takken en een vol bladerdek ontsproten. Het logge ding dat eerst had geklonken als een koe werd steeds hoger opgetild en werd aan alle kanten belaagd door nieuwe takken, tot het uiteindelijk nog amper te zien was. Alleen het rood van de cabine schemerde tussen het groen door.

Tegels werden omhoog gedrukt, leidingen scheurden open en het water spoot recht de lucht in, waarbij de neerdalende druppels zorgden voor een regenboog aan kleuren. Een donkerblauwe sedan, die vlak achter de rode vrachtwagen had gereden, stond nu met een verkreukelde motorkap schuin tegen de metersdikke stam. Een fijn straaltje stoom kringelde tussen de onderste takken omhoog.

De plotse stilstand van de gestage stroom voertuigen zorgde hier en daar voor kleine ongevalletjes, met gelukkig meestal enkel wat blikschade. Voor sommige mensen was dat voldoende om een uiterst verhitte discussie met elkaar te starten. Boven het geluid van piepende banden en gillende mensen loeiden de sirenes  van inderhaast opgetrommelde hulpdiensten, die slalommend hun weg probeerden te vinden tussen alle schots en scheef geparkeerde wagens.

Een in een lang, wit gewaad gehulde man, met een baard waar Wodan nog jaloers op zou zijn, viel tussen de voertuigen op zijn knieën met zijn armen wijd open.

"Het Einde der Tijden is gekomen, de wereld vergaat!" riep hij luid, terwijl tieners op racefietsen zigzaggend voorbij zoefden om zo dicht mogelijk bij de spectaculair groeiende boom te komen.

De chaos was compleet.

Hoe meer mensen ten tonele verschenen, hoe verder Egor achteruit schuifelde. Zijn hart klopte nog steeds in z'n keel. Met zijn blik op de rampscène gericht, gleed hij met zijn handen over de stenen muren en langs raamdorpels tot aan de eerste hoek waarachter hij kon verdwijnen. Het leek hem veruit het beste om gewoon in de schaduw op te lossen. En hij hoopte uit de grond van zijn hart dat de man, die zich nu in de cabine hoog boven in de kruin van de boom bevond, het goed maakte.

Nadat Egor wat was gekalmeerd, vond hij ten lange leste een eenzaam bankje in de buurt van een fontein waar amper water uit kwam. In het gezelschap van tientallen duiven probeerde hij na te denken over de hele situatie. Op de achtergrond scheurden de sirenes nog steeds de lucht aan flarden.

Op wat voor een rare plek was hij hier terecht gekomen?! 

Geen wonder dat die sterfelijken hem om hulp kwamen vragen! Egor fronste zijn wenkbrauwen, dit zou wel eens een erg grote opdracht kunnen worden, aangezien hier amper wat groen leek te zijn. Om te weten elke opdracht precies, moest hij nu toch écht wel zien uit te vissen waar zijn sterfelijken waren. Deze keer zat hij in de buurt, dat voélde hij gewoon. Alleen waar exact, daar had hij het raden naar. Verontrust keek Egor om zich heen, hij snapte er niets van.

Niet alleen zijn innerlijke kompas leek stuk te zijn, ook de magie waar hij het volste vertrouwen in had, leek hem in de steek te laten. Hij knikte en maakte zijn besluit. Hij moest goed uit zijn doppen kijken en zeer voorzichtig zijn!

Uitkijken en voorzichtig zijn was voor hem een hele opgave.
 In het verleden was Egor al verschillende keren in de problemen gekomen, door eerst te doen en daarna pas te denken. De laatste keer dat hij zich kon herinneren waren zijn ouders, en dan zijn moeder in het bijzonder, erg maar dan ook echt héél erg boos geweest. 

Niet gewoon boos zelfs, simpelweg razend.
Furieus. Een Feeks was er niets tegen geweest!
Donkere wolken hadden zich samengepakt en het had dagenlang slagwater geregend. Dat wilde al heel wat zeggen, aangezien Freyr normaal gezien degene was die voor regen zorgde.

Yalda had haar jongste zoon Egor zelfs tijdelijk verbannen naar de eik, om na te denken. Zijn gedachten dwaalden af, zou ze weten dat Midgaard zo veranderd was? Een scheut van pijn trok door zijn borst. Zou ze hem gewoon hebben achtergelaten, overgeleverd aan de rimpels van de tijd? Gewist uit haar geheugen en weggebrand uit haar hart?

"Hallo daar."
De zachte, sensuele stem die hem uit zijn overwegingen haalde, kwam van een dame die ongemerkt naast hem was komen zitten.

Egor's ogen gleden  omhoog van in hoge, rode pumps gestoken voeten langs lange, gekruiste blote benen die eindigden bij een minuscuul lapje stof dat amper bedekte wat er onder zat. Zonder te kunnen stoppen gleden zijn ogen verder, voorbij een navel met een glinsterend juweel, een roomwitte huid en een erg kort topje met een openvallend en opbollend decolleté dat veel te veel inkijk gaf. Zijn blik bleef hangen bij volle, glanzend bloedrode lippen die wat uit elkaar stonden. Hij slikte moeilijk.

"Ha... hallo," kraste hij.

De dame streek met een vinger langs zijn bovenarm en schouder en stopte bij zijn kaaklijn. Hij verstijfde onder haar aanraking. Ze boog zich wat voorover. Vlak naast zijn oor fluisterde ze zwoel: "Zo'n knappe man en zo alleen... ik weet wel wat we samen zouden kunnen doen."

Haar maniakale lach achtervolgde hem twee straten verder nog. Zijn oren kleurden vuurrood van de beelden die ze in zijn hoofd had gestopt.

Hij voelde een vreemde aantrekkingskracht die hem steeds dieper in het oerwoud van beton leidde. 'Lexington Avenue', las Egor ergens op een bordje. Hij prees zich gelukkig met z'n talenknobbel, anders had hij nu vast nog meer in de problemen gezeten.

Het krioelde van de sterfelijken, hoe zou hij de zijne hierin ooit kunnen vinden?

Egor hoorde weer de wijze woorden van zijn moeder: 'Vertrouw op je intuïtie.' Toch twijfelde hij, ineens leek niets meer zeker te zijn. Abrupt hield hij stil en keek om zich heen. Ook hier was de verkeerssituatie erbarmelijk, voertuigen schoven maar stapvoets vooruit en langzaam aan slibde alles dicht. Een sterfelijke botste tegen hem op.

"Kijk toch waar je loopt man!", riep de vrouw boos. Nog voor Egor zich kon excuseren, was ze met een zuur gezicht alweer in de massa verdwenen. Verwonderd haalde hij zijn schouders op. Wat was dat hier toch, met al die sterfelijken? Had het ontbreken van ook maar iets van beplanting tussen de gebouwen dan echt zo'n nefaste invloed?

Hulpeloos keek hij rond. Wat kwam hij hier doen? Was dit wel de juiste plek? 

Moest hij weer zijn magie aanspreken om zijn sterfelijken te vinden? Het aura rond het offer werd steeds dunner naarmate hij het vaker aanraakte, misschien was het straks wel helemáál te laat? En waarom sputterde zijn magie? Waar kon hij hier een rustige plek vinden om zich te concentreren en het ritueel opnieuw uit te voeren?
Egor huiverde bij de gedachte aan het bankje naast de fontein.

Opeens was het alsof hij een snokje kreeg van een onzichtbare draad. Eerst verzette hij zich nog, deed het af als onbelangrijk. Toch kon hij niet anders dan volgen waar het hem heen bracht. 

Kris kras tussen de mensen door, tegen de stroom in en met amper tijd om zich te excuseren wanneer hij voor de zoveelste keer tegen iemand opbotste.

In één van de zijstraten trok een onooglijk klein, rood wagentje dat zich overal probeerde tussen te wurmen, zijn aandacht.

Het was eigenlijk niet zozeer het autootje dat zijn blik ving, wel de jonge vrouw met de speelse blonde krulletjes achter het stuur. 

Geconcentreerd en met een verbeten blik laveerde ze tussen vuilnisbakken, geparkeerde wagens, slordig neergegooide fietsen en plots overstekende voetgangers door. Ze toeterde luid naar een bromfietser die van links, recht voor haar neus uit een zijstraat schoot en draaide bruusk een ander zijstraatje in dat zó smal was, dat Egor met z'n lange armen aan weerszijden  de muren met zijn vingertoppen zou kunnen raken.

Van zodra hij het wagentje spotte, verdween het getrek van de onzichtbare draad.  Als aan de grond genageld bleef hij staan, zou dit... ? Hij schudde zijn hoofd. Nee, vast niet. Een sterfelijke die hem opriep zou zich toch niet kunnen bezighouden met dit soort materiële zaken, daar was hij zeker van.

De twijfel stormde zijn gedachten binnen als een ridder op een machtig strijdros. Maar, wat als het nu tóch...?

Hij sloeg zijn ogen naar de hemel, haalde zijn schouders op, oriënteerde zich even en liep toen op een drafje in de richting waar hij het rode onding had zien verdwijnen.

Egor de VerschrikkelijkeWhere stories live. Discover now