Hoofdstuk 12

39 5 16
                                    

Drie hele dagen hadden ze niks uitgevoerd, enkel geparasiteerd op het enige wat ze van Lars gehad hadden: een keukenmes, en een waterfles. En het eerstgenoemde kun je niet eten of drinken, dus eigenlijk hadden ze alleen de fles gebruikt.

Het was de leden van Gray & Green, Vince, Jimmy en hun vrienden Dennis en Tom, gelukt om het water uit de kleine pondjes die ze her en der tegenkwamen te koken en het op die manier te reinigen: eerst had Dennis met een paar takken een vuur gemaakt, Joost mag weten hoe dat hem ooit gelukt is, en daar hadden de heren hun enige nuttige attribuut op geplaatst. Ja, toen ze erachter waren gekomen dat ze dit konden blijven doen, waren ze zeker blij geweest.

Maar nu sloeg de honger toe, en waren ze op zoek naar voedsel; de andere teams nog altijd ontwijkend. Vince liep voorop met zijn wapen, en zijn bandleden bleven vlak achter hem, want hoewel ze altijd van hun moeders te horen hadden gekregen dat ze groot en sterk waren, was die geruststelling in deze 'arena' niet genoeg. Met arena, dacht Vince, wordt natuurlijk eigenlijk een kerkhof bedoeld. Drieëndertig van de veertig slachtoffers leefden nog, maar bijna twintig procent daarvan was dus al dood, doodgegaan op zo'n goddeloze plek als deze.

Tom verbrak de stilte. ''Als één van ons overblijft,'' vroeg hij met een glimlach, ''kan diegene dan alsjeblieft een zielig liedje over de rest maken? Zo'n soort van nummer waar je een album mee afsluit?'' Vince draaide zich om, zijn ogen op één lijn met het gezicht van Tom. Met zijn mond lachte hij, maar zijn ogen waren aan het huilen: ze waren rood, niet het tintje van ontstoken aderen, maar de kleur van biologische camera's die hun laatste film met een goed einde geschoten hadden. En hoe waar was dat. Er was geen winst te behalen in deze hel, er zou nooit een winnaar zijn: enkel verliezers. Dat was zijn visie, ten minste.

''Ik doe het wel'', antwoordde Jimmy van achter hem. ''In D# majeur zal hij geschreven zijn, ik heb de akkoorden zelfs al bedacht! Een klassieke vi – IV – I – V.''

Ze probeerden natuurlijk zo min mogelijk geluid te maken, maar het toeval wilde helaas dat Vinces vrienden nogal wat moeite hadden met hun kop houden. Eerst had dit hem bang en gestoord gemaakt, maar hij was van gedachten veranderd: de kans zat er dik in dat dit hun laatste momenten zouden zijn. Dan kun je er net zo goed van genieten.

''Daar!'' fluisterde Dennis opeens terwijl hij Vince op zijn schouder tikte. Zijn hand stak hij voor zich uit, wijzend naar een stuk in de verte. ''Daar zit een hert. Kom op, laten we het proberen!'' Vince zocht met zijn ogen het dier in kwestie, wat hem iets meer moeite kostte dan hij gewild had. Wellicht had hij toch een bril nodig. Echter zag hij het uiteindelijk, en begon de sluipparade. Terwijl hij naar zijn vrienden gebaarde dat ze op hun plek moesten blijven, liep hij op zijn teentjes vooruit, steeds dichter op het hert af. Hij wist dat herten goed konden horen, of ten minste, dat dacht hij te weten, dus waarom het niet wegrende was hem een enigma.

De oren van het beest schoten omhoog. Het moment was aangebroken.

Het probeerde weg te rennen, maar Vince dook vooruit, zich vastklampend aan het bange dier. Zelf was hij ook bang, ja, hij was angstig, maar eigenlijk ook vooral beschaamd. Hij had zichzelf immers altijd als dierenvriend beschouwd, en kijk nu eens wat hij aan het doen was! Meeliftend op de rug van het dier werd hij naar een nieuwe plek gebracht, terwijl hij met gesloten ogen en een mond in de vorm van een bergparabool zijn wapen meerdere malen het hert in stak: het hert dat vlak voor zijn dood tegen een donkerblonde man opbotste, waarna twee van diens vrienden in een mum van tijd aan zijn zij stonden, een beschermende houding aannemend. Eén van hen ging pal voor hem staan. Nog verward van de onvoorziene taxirit keek Vince op in drie paar ogen die hem indringend aanstaarden.

Vinces vrienden kwamen aanrennen, trouw als ze waren, en hielpen hem overeind. Het was vier tegen drie nu. Vince kon eindelijk zien waar het vierde teamlid van de anderen uithing. Hij lag een paar meter verderop, op een stapel groene bladeren, met zijn weggedraaide hoofd op een herkenbare oranjezwarte rugzak. Zijn mond hing wijd open, en slijm druppelde vanaf zijn bleke gezicht naar de grond. Was hij een middagdutje aan het doen?

''Leg het wapen neer!'' zei Jimmy opeens tegen de man in het midden, degene met de bijl. ''Doe het weg!'' De man fronste diep, en drie parallelle rimpels vormden zich op zijn voorhoofd. ''Jullie ook, dan!''

''Oké, laten we ze allebei gewoon niet gebruiken'', stelde Vince voor. De mannen tegenover hem knikten. ''Wie zijn jullie?'' vroeg Vince uiteindelijk. De drie overeind staande mannen keken elkaar aan, en leken zonder woorden met elkaar te overleggen of ze het wel wilden vertellen. De man met het wapen begon. ''Guus'', antwoordde hij. ''Jullie?''

Net zoals op de kleuterschool begon het voorstelrondje al snel, en naarmate de twee groepen elkaar beter leerden kennen, verdween langzaamaan de spanning. De man tegen wie Vince op gebotst was stelde zichzelf voor als Chris, de derde man als Wim, en de vierde kerel die lag te slapen bleek Jason te heten. Jason was vandaag ziek geworden, en in een rap tempo verslechterd: daarom hadden ze hem laten slapen, terwijl Chris en de anderen de wacht hielden. Waardoor hij ziek was geworden wisten ze niet, de kou, een virus, wat dan ook, maar erg was het wel. Hij had eerder overgegeven, en had op een gegeven moment liggen ijlen, zo erg dat de vrienden hadden gedacht dat hij een psychose had. De raarste dingen zou hij volgens Chris gezegd hebben: dat tweeënveertig één van de manieren om te ademen was, en dat Wouter appels hallode. Wie Wouter was hadden ze niet geweten, maar dat hij hallo tegen fruit zei was hen maar al te goed bijgebleven.

Er viel een stilte. Geen ongemakkelijke stilte, ook geen fijne, maar zeker geen spannend of onprettig gebrek aan woordgebruik. Alles was eigenlijk wel gezegd. Team Chris had zich voorgesteld, team Vince had zich voorgesteld, de zieke was voorgesteld, het woord 'voorgesteld' had geen reeds ongebruikte betekenis meer. Vince wierp een snelle blik op de man die het hert – oh ja, die lag er ook nog... - omver had gestoten. Chris gaf hem een korte, vriendelijke glimlach.

''Laten we samenwerken'', flapte hij er opeens uit. ''Wij achten. Dan zijn we met meer dan wie dan ook, dan zouden we iedereen aankunnen.'' Het was een gedurfd voorstel, dat zag hij ook aan de manier waarop zijn vrienden en de jongens tegenover hem reageerden. Langzaam maar zeker begonnen zij echter te knikken, en tevreden hun schouders op te halen, behalve natuurlijk Jason, want die kon even niks meer. Niemand leek bezwaar te hebben. Of nou ja...

Niemand behalve Guus. Die schudde na het zien van de algemene goedkeuring direct zijn hoofd, en liet opnieuw zijn fronsen tevoorschijn komen. ''Nee'', antwoordde hij meteen. ''Nee, dat gaat niet gebeuren.'' Ondanks de introductie en de vriendelijke gesprekken die ze met z'n zevenen gehad hadden, leek hij in een sneltreinvaart Vince en de anderen weer weg willen hebben. ''Ga'', gebaarde hij verbaal. ''Hup!''

Koud wendde hij zich af van de groep terwijl hij terugliep naar Jason, en op één knie voor hem ging zitten. Meer dan een teleurgestelde ''Oké...'' was er bij Vince niet uitgekomen.

''Prima'', antwoordde Jimmy terwijl hij met zijn handen een wegwerpgebaar maakte. ''Dan rotten we lekker op, joh? Ik vind het best.'' Hij gebaarde Dennis en Tom, die samen het hert meetilden, om hem te volgen, en de drie maakten zich op onvriendelijk verzoek van Guus uit de voeten. Verdwaasd wierp Vince nog een blik over zijn schouder, naar de overige twee vrienden die er nog wel stonden. Vince had wel door wat er aan de hand was.

Ze durfden gewoon niet tegen hem in te gaan.

De SchoonhovenSpelShowWhere stories live. Discover now