2 - Drie jaar later en nog steeds geen beterschap

Start from the beginning
                                    

'Eerlijk...ik weet het niet.' Ze staarde net als ik naar de stukjes en terwijl ze een tweede stukje opraapte zei ze: 'Ik weet wel dat gebroken niet hetzelfde is als onherstelbaar.' Ze duwde de twee passende stukjes tegen elkaar.

'Laten we beginnen met deze vaas?' Het klonk meer als een vraag dan als een mededeling alsof ze zelf niet wist welke kant ze nu op moest. Ik begreep hoe ze zich voelde. Verloren. Verdwaald.

Zo zaten we een tijdje tot ze zich herinnerde dat de auto nog stond te draaien en terwijl zij de auto de garage in reed, nam ik een doosje. Ik sneed me een paar keer, maar raapte toch alle scherven op, één voor één. Ik wilde dat het goed kwam, maar ik wist dat ik daar nu nog niet klaar voor was. Ik kon niet met zekerheid zeggen of ik daar ooit wel klaar voor zou zijn, maar als het zover was zou deze vaas mijn eerste stap zijn.

De deurbel haalde me uit mijn gedachten en ik zuchtte diep. Even was ik vergeten dat dokter Falcon, mijn psycholoog zou langskomen.

Langzaam liep ik mijn slaapkamer uit. Ik hoopte altijd dat hij wegging als het wat te lang duurde. Eigenlijk zou ik dit niet mogen doen, zo langzaam naar de deur gaan. De laatste keer, zeker een jaar geleden, probeerde ik dit. Ik deed zelfs helemaal niet open. Toen heeft hij mijn moeder gebeld en die is toen in zeven haasten naar huis vertrokken om de deur te openen, doodsbang om mij dood aan te treffen. Ik heb het haar niet makkelijk gemaakt. Ze had redenen genoeg om doodongerust te zijn. Ik heb zelfs een tijdje in een instelling moeten wonen.

Alle tekenen wezen er namelijk op dat ik suïcidaal was of toch goed op weg was om het te worden. In de maanden vlak na het ongeval ging het slecht met me. Ik had een cocon gecreëerd, die mij afschermde van de rest van de wereld om mezelf nog meer te beschermen tegen mijn eigen verdriet. 

Toen die cocon na een jaar popte, kwam ik tot het zware besef of had ik het gevoel dat iedereen zonder mij was verdergegaan. Ik wist ook wel dat de wereld niet voor mij op de pauze knop zou duwen en toch voelde dit aan als de zoveelste klap in mijn gezicht. Langzaam kwamen er steeds vaker donkere gedachten in mijn hoofd, tot ze me niet meer loslieten. Wat als ik die dag ook was gestorven? Op een dag geloofde ik het. Er was één of andere fout gemaakt. Ik had ook dood moeten zijn en toen wandelde ik gewoon de straat op. 

De auto's raasden voorbij en ik stapte gewoon de weg op. Mensen schreeuwden, auto's toeterden en remden met gierende banden. Twee handen grepen me langs achter vast en sleurden me net op tijd van de weg. Ik herinner me alleen nog hoe ik smeekte om te worden opgenomen in de instelling. Ik wilde even weg van, eigenlijk, alles. De instelling was anders dan ik me had voorgesteld. Ik had smetteloos witte gangen verwacht die gevuld waren met zure verpleegsters en de geur van ontsmettingsmiddel, maar het was niet zo. Het was een warme plek waar ik me voor het eerst in een lange tijd op mijn plek voelde, tussen mensen die gelijkaardige dingen hadden meegemaakt. Mensen zoals ik. Gebroken net zoals ik.

De bel ging opnieuw en haalde me terug naar het heden. Ik was alweer in gedachten verzonken geweest.

'Kopje erbij houden, Celest,' sprak ik mezelf streng toe. Ik liep de trap af en kon het niet laten om toch nog wat te treuzelen bij de fotomuur. Hij wachtte nu toch al een paar minuten, die extra seconden zouden daar nu toch niets meer aan veranderen. 

Mijn blik viel op een foto van Kriss en ik, het plaatje ontlokte toch even een glimlach bij me. Kriss is mijn allerbeste vriendin, ook de enige maar dat laten we even terzijde. Nadat al mijn oude vrienden genoeg hadden van het wachten op mij en de onverwachte huilbuien, was Kriss de enige die echt bleef rondhangen. Zonder haar had ik het misschien al helemaal opgegeven. Correctie: zonder haar had ik het echt opgegeven.

'Celeste! Ben je daar?' riep Dokter Falcon door de deur, zijn hand bonzend op het hout.

'Jaaah! Ik kom!' riep ik op een zo geërgerd mogelijke toon terug, zodat hij misschien eindelijk doorhad dat ik hem hier niet wilde. Er was toch niets dat hij kon zeggen waardoor ik me beter voelde. Ik wilde ook geen valse beloftes meer. Hoe vaak had ik al moeten aanhoren dat het beter zou gaan. Waar bleef die verbetering?

Ik rammelde wat met de sleutels van de voordeur en toen de deur eindelijk openging, had ik er spijt van. Dokter Falcon zag er buitengewoon slecht gehumeurd uit en ik wist dat dat mijn schuld was. Ik wist niet waarom ik het hem zo graag moeilijk maakte, ik ben nooit echt een dwarsligger geweest. Ik maakte het anderen nooit onnodig moeilijk. 

Dokter Falcon verving zijn gefrustreerde houding snel door wat ik de professionele "geen enkel antwoord is fout" houding noem en ik zette mijn koptelefoon op. Ik zag dat het hem ergerde, maar als tegenspraak zwaaide ik met het nergens op aangesloten snoertje. Hij stond op mijn hoofd, maar zoals altijd kwam er geen geluid uit. Ik kon het niet meer verdragen dat er geluid uit kwam. Ik kon muziek niet meer beluisteren, zonder overvallen te worden door honderden herinneringen die snel gevolgd werden door duizenden pijnen. Dus luisterde ik naar de stilte.

We praatten, hij stelde vragen, ik antwoorde vaag en zo zaten we een tergend, langzaam voorbijgaand uur lang. Ik denk niet dat ik nog iets van wat hij gezegd heeft kan na vertellen.

Ik kon hem niet vergeten. Ik had hem teleurgesteld. Mijn pijn was mijn straf omdat ik zo een vreselijke dochter was.

'Ik ben thuis!' riep mijn moeder en ik hoorde hoe haar autosleutels in het schaaltje op de kast kletterden. 'Kom je eten? Ik ben frietjes gaan halen!' riep ze, haar voetstappen gingen richting de keuken.

'Ik kom! Alleen nog even deze oefening!' riep ik terug. Ik maakte mijn wiskunde oefening af en sloot mijn boeken. Ik hou echt van wiskunde; de kalmte van de getallen die veranderen door een optelling of aftrekking, de functies met hun duizenden betekenissen en de precisie die nodig is voor meetkunde. Van dat laatste raak ik eigenlijk vaak gefrustreerd. Ik ben namelijk niet zo een goede tekenaar. Ik zit er altijd een millimeter naast waardoor de tekening helemaal fout is.

Eigenlijk was ik wel blij met het eten. Uren aan een stuk wiskunde is niet zo een geweldig goed idee. Ik had het gevoel dat mijn hersenen als een soort soufflé in elkaar waren gezakt, maar dat mijn moeder riep was ook een goede reden om te stoppen. Je wilt geen ruzie veroorzaken door zoiets simpel als het eten signaal te negeren.

We aten in stilte. Vroeger voor het ongeval zou de radio hebben opgestaan, zou er gelachen en gepraat worden. Het was in ieder geval nooit stil. Als hij hier was zou het niet stil zijn geweest, dat wist ik gewoon.

Ik zei dat ik nog wat huiswerk ging maken en liet het eten voor wat het was, ook al waren het frietjes. Ik had opeens geen honger meer. Op mijn kamer pakte ik de doos met de scherven, die van de vaas die ik brak toen weer thuiskwam. Toen de vaas viel, liet hij van zich horen alsof hij schreeuwde en nu was hij stil. Net zoals het ongeval. Eerst was er zoveel lawaai en nu was er enkel nog een oorverdovende stilte. Een stilte die me achtervolgde en ik wist niet hoe ik eraan kon ontsnappen.

 Een stilte die me achtervolgde en ik wist niet hoe ik eraan kon ontsnappen

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.
Het Levenslied van CelesteWhere stories live. Discover now