1.2 - De start van mijn verhaal

84 18 114
                                    

De start van mijn verhaal

Alles leek op een bepaalde manier te branden. Ik voelde elk deel van mijn lichaam schreeuwen. Niet de zeurderige pijn die je gewoonlijk wel eens hebt, maar de hysterische, niet te negeren pijn waar niets tegen helpt.

Ik probeerde mijn ogen te openen maar ze weigerden. Ik kreunde toen mijn ogen eindelijk meewerkten, maar ze schoten onmiddellijk weer dicht omdat ze nog niet gewend waren aan het felle licht. Dit herhaalde zich een paar keer tot het me eindelijk lukte om wat rond te kijken.

Het eerste wat me opviel was dat ik niet thuis in mijn bed lag. Ik lag in het ziekenhuis of daar leek het toch op. Ik kon me niet herinneren hoe ik daar terecht was gekomen. Het tweede wat me opviel en waar ik wat van schrok was mijn moeder. Ze zat in een stoel bij het raam en staarde met vreemde, glazige ogen naar het verkeer dat zo te horen buiten voorbij raasde. De randen rond haar ogen waren rood en opgezwollen, haar huid was vlekkerig en haar haar stak alle kanten op. Ze had gehuild.

'Mam?' kraste ik. Het voelde alsof er duizend mesjes door mijn keel gingen. Ik hoestte in een poging de onzichtbare mesjes te doen verdwijnen, het hoesten maakte het alleen maar erger.

'Celeste?' Ze schoot recht uit haar stoel bij het raam en vloog naar het bed. Er stroomden geen tranen over haar wangen. Ze duwde onmiddellijk een paar keer op het belletje.

'Mam, waarom ben ik hier? Wat is er gebeurd?' kraste ik, opnieuw vlogen de mesjes door mijn keel.

'Shh shh,' suste ze me, 'alles komt goed.' Ze streelde langzaam mijn wang alsof ze zich ervan wou verzekeren dat ik er nog was. Ze zei opnieuw dat alles goed zou komen. Ze probeerde het als een belofte te laten klinken maar ik wist dat ze loog, haar ogen vertelden me iets anders. De angst sloeg me om mijn hart. Veel tijd om met mijn angst bezig te zijn kreeg ik niet.

De verpleegsters kwamen binnen en ze begroetten me met een knikje of een gemompelde goeiemorgen. Ze checkten wat waarden en cijfers op de verschillende monitoren die rond het bed stonden. De man die duidelijk de leiding had, de dokter blijkbaar, liep naar mijn moeder en wreef over haar arm. 

Hij zei wat tegen haar, maar het was zo stil dat ik het niet kon horen. Ik zag wel hoe ze hem een waterig glimlachje schonk voor ze weer in haar gedachten verdween. Mijn moeder was er niet helemaal bij. Ik zag het aan haar ogen die glazig werden van zodra de dokter met de verpleegsters ging praten. Het leek alsof ze naar iets keek dat ik niet kon zien. Iets dat haar verdriet deed.

Er werd een nieuw zakje aan het infuus gehangen en een nieuwe vloeistof begon zich langzaam een weg naar mijn bloed te zoeken. De dokter verliet de kamer met zijn legertje verpleegsters en ik was weer alleen met mijn moeder. Ze zat opnieuw in de stoel bij het raam. Ze zag er zo breekbaar uit. Ik durfde niets te zeggen, bang dat ze bij elke vraag die ik zou stellen gewoon zou breken en in duizend stukjes op de vloer zou vallen.

Dus staarde ik naar het infuus. Ik volgde elke druppeltje dat vanuit het zakje, door het darmpje, mijn arm in stroomde en langzaam maar zeker vielen mijn ogen weer dicht, ik viel in slaap.

Ik werd pas laat in de middag weer wakker toen een verpleger medicijnen kwam brengen, pijnstillers voor mijn nog steeds schreeuwende lichaam.

Mijn moeder zat nog steeds in de stoel bij het raam, en ik begon me af te vragen hoelang ik eigenlijk geslapen had.

Nadat de verpleger klaar was met mijn pijnstillers, liep hij met die typische, huppelende, efficiënte verplegers passen naar mijn moeder.

'Ze zijn hier, mevrouw,' zei hij, 'als u niet wil dat ze met uw dochter praten, kunnen we ze wegsturen. Enkel als u dat wil natuurlijk.'

Het Levenslied van CelesteWhere stories live. Discover now