Hoofdstuk 18 nummer 5

2 0 0
                                    

De uren gaan voorbij. Hier en daar komt er een man naar binnen. Je bent hun aan het tellen. 1,2,3,4,5 de vijfde is de enige waar je de naam van hebt onthouden tot nu toe. De naam van de man was Clay. Net zoals jou vriend van toen. Het idee aan hem zette je aan het denken. Het idee dat het hem kan zijn lijkt net een grap. Natuurlijk is het hem niet. Dat lijkt je onmogelijk. Maar wat s nog onmogelijk. Je zit in een kinderkamer waar je niet uit kunt. Alle muren om je heen zijn blauw. En het dak was zo stralend dat in het donkere van de nacht je alles gewoon nog kon zien. Het idee dat dit veel op jou vroegere kamer leek deed je veel goeds. Het rook hier alleen niet naar baby poeder en koekjes maar naar gevaar en ongeluk. Je kon het niet anders benoemen. Alles om je heen leek hetzelfde als toen. Toch was er iets dat anders voelde. Je beste vriend was er niet. Degene die deze kamer nu echt zou goed doen. Clay was een van die mensen die een hele slechte situatie altijd een goede leerles maakte. Ondanks dat hij maar zo jong was. Iedereen wilde altijd vrienden met hem zijn. Hij niet. Hij vond veel mensen om zich heen akelig. dat maakte kinderfeestjes met hem altijd zo leuk. Zijn moeder had dan een aantal kinderen uitgenodigd maar die kwamen toch niet want dan waren ze toch nooit met hem bezig. Het liet ons altijd lachen met hoe weinig er kwamen. Het gevoel dat we erbij hadden was toch een soort van geluk. Niemand kon tot hem doordringen dat je meer dan 1 vriend kon hebben. En samen waren we goede vrienden. Je hebt geen back-up vrienden nodig als je elkaar hebt. Toch? Maar wat als die vriend dan weg is? Wat doe je dan? Ga je dan zitten mokken totdat ze terug komen. Wat als dat nooit gebeurd? wat doe je dan? Ik ging zoiezo gewoon verder. dus ik zou het nooit gaan weten. Al wilde ik dat toch niet. Hellemaal niet. Dat leek mij volkomen afschuwelijk. Afschuwelijk.

Er komt een man binnen. Ik kijk niet op. Hij begint met praten en schuift me een bord voor. Ik eet het. Simpel. Gehoorzamend. Het eten is simpel en vult goed. de man gaat weer weg. Het is een doorgaand ding. Er gaan dagen voorbij. Het voelt wel als maanden. Slaap weinig. Eerst was het nog wel leuk. Je ziet bijna geen licht meer. Het doet je zeer. Je huilt. Je slaapt. Je eet. En dat door en door. Je voelt jezelf wegvallen als vroeger. Je weet niet meer hoe laat het is. Je kunt niet meer boeien. Dan komt de man terug. Je weet niet hoelang het is geweest. Ik wil het niet weten. Niet meer. De man vraagt me of alles oké is. Hij bied zijn excuses aan voor er niet zo lang zijn. Hij moest snel weg na wat er was gebeurd. je vraagt de man hoelang het is geweest zins toen. Hij zegt 2 weken. Je geloofd er niets van. De man loopt met je naar buiten in de naam van ''een luchtje scheppen.'' Je hebt er geen zin in. Je benen voelen als blubber. Je hebt al lang niet meer gestaan. De man loopt naar een tuin die aan het gebouw vast staat. Het staat hier vol met bos. Het bos voelt als oneindig. Ik zou willen rennen maar ik kan al bijna niet staan. Ik besluit het niet te doen. Het brengt me toch nergens. De man besluit even rustig te kijken naar alles. Er staan een aantal bankjes. Het gebouw lijkt een beetje op een verlaten oud ziekenhuis. Het idee alleen al geeft me rillingen. Er lopen een aantal mannen buiten. Het voelt huiselijk. Weer dat vertrouwde gevoel. Het maakt me weer bang, op een goede manier. Het gevoel is echt raar. Heel raar. Ik denk er verder niet veel over na. Vervolgens vraag ik de man waar ik ben. Hij antwoord niet. Is hij doof? Of heb ik niets gezegd? Ik vraag het hem nog eens. Deze keer antwoord hij met een simpel antwoord dat luid: 'ergens veilig voor jou.' Hij klinkt erg hard. Veilig? Ik kan bijna niet meer op mijn benen staan? Idioot! Ik durf verder niets meer te zeggen. Al doet de lucht me goed is het ook ontzettend koud. De mannen die buiten lopen sprinten met een snelle vaart naar binnen zodra er lampen aanspringen. Roan neemt mij ook mee naar binnen. Waarom waren ze bang voor de straatlichten wist ik niet maar ik durfde niets te vragen. Hellemaal niets. Geen woord. Dat was veelste en veelste gevaarlijk. En ik ben geen held toch?

hemWhere stories live. Discover now