Timor

11 0 0
                                    

Vlak voordat ik in wilde stappen, had ik door dat ik mijn tas achter me b0had laten staan. Een hele studiedag had ik de indruk achter kunnen laten dat ik een ontspannen, aangename jongen was - en die had ik verkloot door mezelf als een malloot tussen de dichtslaande deur te wringen.

Op zijn minst had ik mijn tas en de weekendspullen die ik er vanochtend snel weer in had gepropt. Ik keek naar de gele verkeersborden langs de weg en gaf mezelf twintig seconden om me zorgen te maken over mijn imago. Ik dacht alleen maar aan alle keren dat ik over had gegeven in een bus. Wat heel stom was, want ik stond ingeklemd tussen studenten in allerlei soorten en maten en het was een warme dag in een warme nazomer.

Er liep speeksel in mijn mond en ik had het benauwd. Mijn brein treiterde me met meer gedachten aan overgeven. Eén stoeprand of een stootje in mijn buik en het meisje voor mij kon een nieuw wit shirt gaan kopen.

Het was een verademing toen de deuren open gingen bij het stadion en er een flink aantal mensen verdwenen. Ik wurmde me naast een jongen uit mijn mentorklas en keek recht in de vragende ogen van twee vriendinnen die elkaars tegenpolen waren. Verward verrast begroette ik hun, want ik was even vergeten dat we met onze hele mentorklas in het centrum zouden gaan picknicken. Ze lachten hun karakteristieke lach. Alsof zij het van elkaar hadden geleerd, rimpelde hun neus erbij. Vertederd keken ze van hun telefoonscherm naar mij en naar elkaar. Ik wist niet wie ze schattig vonden. Alles in mij hoopte dat ik het was.

Terwijl ik keek naar de vele gele bussen en maaltijdbezorgers op elektrische fietsen liet ik de week tot me doordringen. Ik was al op zo veel plekken geweest dat ik nauwelijks nog wist wat ik het leukste vond. Wat ik zeker wist, was dat ik me thuis zou gaan voelen in de diverse stad Utrecht. Nu alleen nog vrienden vinden, en mensen om projecten voor school mee te maken. Sociale interactie was niet mijn zwakste punt, maar ook zeker niet mijn sterkste.

Ik kreeg een smartphone in mijn handen gedrukt midden in een bocht die voor de 25 meter lange bus iets te smal was. Ik beet op mijn wang. Of alsjeblieft mijn maaginhoud kon blijven waar het hoorde. En of de luchtbel die in mijn slokdarm zat daar ook wilde wachten tot na de busreis.

'We doen pizza's,' zei de raspende stem van Boris, mijn klasgenoot uit Bosnië die met permanent marker bekladde schoenen droeg.

Het lukt me niet echt om een pizza te kiezen. Het meisje met de lichtgebruinde huid dat voor mij zat boog zich samenzweerderig naar mij toe. Luid genoeg voor ons alle vier zei ze: 'Bouw jij anders een nieuwe website voor die mensen?'

Ik glimlachte, breder vanbinnen dan vanbuiten. Dat zij dat over mij had onthouden vond ik fijn. Dat ze mij trakteerde op een ondeugende twinkeling in haar ogen vond ik nog fijner.

Zelfs in deze overvolle bus twaalf stak zij af tegen de andere studenten. Alles aan haar was tegenstrijdig. Ze was waanzinnig knap, maar wist het niet. Dat maakte haar intimiderend, maar tot nu toe was ze vooral lief en geïnteresseerd geweest in al haar studiegenoten. Ze paste overal bij maar bleef toch uniek.

En bij haar kon ik de clown uithangen. Alsof mijn grapjas aantrekken en haar aan het lachen maken de meest logische natuurlijke manier was om met haar te praten. Niet dat ik zo veel gesprekken met haar had gehad, maar ik wist ergens dat ik veel tegen haar kon zeggen zonder dat ze het me kwalijk zou nemen. Dat gaf een zekere opluchting en een noodzaak om te presteren.

Alles aan haar was dus tegenstrijdig.

Al snel lag alles en iedereen door elkaar heen. Ik wist niet van wie de spierwitte voeten die boven mijn schenen bungelden waren, maar dat maakte niet uit. Mensen gebruikten aanstekers om flesjes open te maken, tikten hun fles bovenop die van een ander zodat het bier er uit kwam spuiten, strekten hun hele lichaam om bij die ene chipszak aan de overkant te komen. Wanneer mensen lachten, zochten ze oogcontact met mensen die ook lachten. Ik vond dat emotioneel heel vermoeiend en wilde vanavond nog energie hebben om mezelf van mijn vader af te sluiten, dus ik keek vooral toe. Ik was toch wel beter in één op één gesprekken.

ScepsisWhere stories live. Discover now