Hoofdstuk 7

12 2 0
                                    

1 jaar later

Ik was het zat. Echt echt zat. In het begin dacht ik nog dat mijn vader me uiteindelijk wel weer naar buiten liet gaan. Maar dat gebeurde niet. Er was alweer een jaar voorbij en ik was al 15 maar mocht nog steeds niet naar buiten. Eerst had ik nog hoop, maar nu niet meer. Ik wilde weg. Weg van hier, en ook weg van vader. Vader was niet meer de persoon die hij eerst was. Hij was veranderd, maar niet op de goede manier. Nu was hij eigenlijk altijd boos en chagrijnig in plaats van de vrolijke en lieve vader die hij eerst was.

Het was nacht. En deze nacht ga ik weg. Ik stap uit bed en loop zo stil mogelijk door de gangen. Ik heb mijn boog om mijn schouder geslagen en mijn pijlenkoker op mijn heup. Mijn zwaard zit in de schede aan mijn riem. Ik kom aan bij de keuken. Ik zoek wat in de kastjes en vind uiteindelijk een redelijk geschikte zak om wat eten in te doen. Ik stop het vol met brood, appels, en nog wat ander fruit en groenten. Ook kom ik een leren waterfles tegen die ik er ook in stop. Nadat de tas helemaal vol zit sluip ik naar de stallen. Mijn paard staat in de laatste stal, ik loop naar hem toe en zadel hem zo snel mogelijk op. Ik prop de tas met eten in een van de zadeltassen en stijg op. De wacht zou me natuurlijk niet zomaar midden in de nacht weg laten gaan. Dus besloot ik maar te gaan smeken om even naar buiten te mogen. Ik weet het, het klinkt echt gestoord om dat te doen maar ik kan niks beter bedenken. Wel heb ik rekening gehouden met wie de wacht nu houd. Als ik oefen met zwaardvechten kan mijn vader niet altijd erbij zijn, dus heeft mijn vader toen twee soldaten aangewezen die met mij zouden oefenen als hij er niet was. Die soldaten houden nu de wacht. De laatste tijd heb ik een redelijk goede band met hen opgebouwd. De afgelopen weken zat ik steeds te zeuren over dat ik het zo erg vond dat ik niet naar buiten mocht. En ik denk dat ze me wel begrepen en daarom hoop ik nu dat ze me "even" naar buiten laten. Ik rij op mijn paard naar de poort, heel even heb ik de neiging om vol in galop te gaan en weg te rijden. Maar dat doe ik niet. Als ik nog een paar meter bij hen vandaan ben draaien ze zich beiden om. Ik herken hen niet meteen, maar na een tijdje wel. Ik stijg af. Waarschijnlijk herkennen ze mij nu niet, omdat ik een cape om heb en de capuchon daarvan op. Ik doe de capuchon nu af en loop naar hen toe. 'Wat doe jij hier?' Vraagt een van hen geschrokken als hij mij herkent. Hoewel het buiten best koud is krijg ik het heel warm. Ik ben opeens heel zenuwachtig en ik weet niet wat ik moet zeggen. De soldaten kijken me vragend aan. 'Nou? Wat doe je hier?' Het klonk een beetje onaardig en als ik niet opschiet verliest hij zijn geduld en laat hij me niet gaan. 'Ehh... Nou, eigenlijk wou ik. Ehh...' Ik kijk naar beneden, ik wil hun gezichten nu niet zien. Ik probeer het nog een keer. 'Nou, mijn vader laat me nooit meer naar buiten en ik kon niet slapen. I-ik dacht dat jullie me misschien voor heel even naar buiten konden laten gaan.' Nu durfde ik echt niet te kijken, maar ik had het gevoel dat ze dachten dat ik gek was. 'Oh, ja natuurlijk mag je even naar buiten.' Zegt een van de twee. Ik kijk op en kijk ze verbaast aan. 'Echt?' Vraag ik ongelovig. Ze kijken me allebei met een glimlach aan. 'Nee!!' Schreeuwen ze tegelijk. Ik deins even achteruit van het onverwachte volume, want tot dan hadden we alleen nog maar gefluisterd. Opeens ben ik bang dat het niet meer gaat werken en dat ze me nooit naar buiten zullen laten. 'Ga maar weer naar binnen en ga slapen.' Zegt een van de twee. Ze kijken me allebei heel serieus aan en ik weet dat ze me nooit naar buiten laten gaan. Ik draai me om en loop weer weg. In de stallen zadel ik mijn paard weer af. Ik heb geen zin om naar binnen te gaan en te gaan slapen dus blijf ik naast mijn paard zitten. Uiteindelijk word ik moe en val in slaap.

Ik schrik wakker. Het is nog steeds nacht en ik denk dat ik een uurtje heb geslapen. Ik hoor iemand zachtjes lopen en ik denk dat diegene dichterbij komt. Opeens zie ik uit mijn ooghoek een donkere gedaante staan. 'Dus jij wou hier weg?' Vraagt de persoon zachtjes. Ik weet niet wie het is en ik weet ook niet wat ik moet antwoorden. 'Wie ben jij?' Vraag ik terug. 'Dat doet er niet toe. Als jij hier weg wilt kan ik je wel helpen. Maar dan moet jij mij ook helpen.' Dit keer zij de persoon het wat harder en ik kon nu ook horen dat de stem van een meisje was. 'Je bent een meisje.' Het klinkt waarschijnlijk heel erg stom maar ik had het niet verwacht. 'Ja, nou en? Als jij weg wil zorg je dat je hier morgenavond om 8 uur bent.' Ze wil weglopen maar ik wil nog wat vragen. 'Wacht. Je zei dat ik jou ook moest helpen. Hoe dan?' Ze draait zich om en kijkt me aan. Na een tijdje loopt ze weg.


Ik had niet verwacht dat ik het zo laat zo publiceren maar ik had gewoon weinig zin en inspiratie. Vanaf nu zou het wel weer iedere week moeten lukken want ik heb nu al half vakantie, maar als ik geen zin heb doe ik het niet en komt het gewoon iets later. Verder wil ik nog even zeggen dat ik echt super blij ben met de 140 lezers nu. Bedankt dat jullie het lezen en ik hoop dat jullie het leuk vinden en blijven vinden.

De eerste JagerWhere stories live. Discover now