Dag 11 - Deel 2

16 0 0
                                    

Ik schud mijn hoofd.

'Ik geloof in een eerlijk gevecht. Man tegen man, zwaard tegen zwaard. Ook al ben ik een meisje.' Ik kom langzaam dichterbij en haal een handschoen uit mijn broekzak, eentje die ik speciaal hiervoor erin had gestopt. Op een halve meter afstand blijf ik staan. Hij verroert zich niet, maar hij ademt zwaar en ik zie dat hij licht trilt - van de zenuwen of van de adrenaline. Zijn ogen nemen me licht wantrouwend op. Ik kijk zonder moeite recht terug. Hij is groter dan ik en een jaar of achttien, gok ik. Waarschijnlijk is hij een meter tachtig, ongeveer.

Ik haal uit met de handschoen, oppassend dat ik de RECHTERkant van zijn gezicht raak (want ik wil geen bloed op mijn handschoen). Hij kijkt me niet-begrijpend aan.

'Is dat hoe je me gaat vermoorden? Door me met een handschoen in mijn gezicht te slaan?'

Aii. Ik kan het Capitool bijna horen lachen.

'Nee, nee. Dit is een oud, ridderlijk gebaar. Vroeger, in de Middeleeuwen, werden mannen hiermee uitgedaagd tot een eerlijk duel op leven en dood. En het mooie is: dat konden ze niet afslaan,' verklaar ik. Och, gut. Nu begin ik toch die geschiedenisdocent te worden die ik nooit wilde worden.

'Een duel op leven en dood?' vraagt hij. Oh, wat leuk. Moet ik hem alles twee keer gaan vertellen?

'Ja, een duel op leven en dood ja,' antwoord ik licht ongeduldig. 'En nu vort, trek dat zwaard van je. We gaan hier iets zwaard tegen zwaard van maken.' Ik gooi mijn boog nu definitief aan de kant, evenals de pijl. De pijlkoker verwijder ik van mijn rug en gooi ik dezelfde kant op. Ik trek mijn zwaard. 'Dus? Klaar?'

Hij knikt enigszins aarzelend, maar trekt toch zijn zwaard. Beiden nemen we een gevechtshouding aan. Ik zie dat zijn zwaard aanzienlijk korter is dan het mijne, en licht gekromd.

Ik besluit het startsein voor het duel aan te geven.

‘Klaar… Aller!’ Meteen haal ik bliksemsnel uit met mijn zwaard. 4 weet hem te pareren, maar met moeite. Als ik direct daarna het zwaard weer vanaf de andere kant op hem af laat suizen, weet hij dit maar net op tijd te pareren. Het bloedverlies begint zijn parten al te spelen, dus.

Zei ik eerder niet dat riddergevechten eerlijk moesten zijn? Nou, het ís ook eerlijk. Eerlijk voor mij. Maar zeg, niet alles in het leven hoeft toch compleet gelijkmatig te zijn?

Links, rechts, hoog, laag. Mijn techniek is - zoals altijd - verbluffend. Wie mij dit heeft bijgebracht in die eerste zeventien jaar van mijn leven, is een genie. Steeds verder dring ik 4 naar achteren over het slagveld. Zijn gezichtsuitdrukking wordt krampachtiger, zijn bewegingen moeizamer en langzamer. Maar hij houdt vol.

Er is uiteindelijk een steen voor nodig om dit gevecht te beslissen. Die arme stakker struikelt over een uitstekend rotsblok en belandt op de grond. Meteen grijp ik mijn kans en druk ik de punt van mijn zwaard tegen zijn keel aan.

‘Het spijt me voor je, jongen. Zo ver gekomen, maar nu toch verliezen. Zo te zien zijn de kansen niet echt in je voordeel,’ is het laatste wat ik tegen hem zeg. Vervolgens plant ik mijn zwaard recht in zijn hart. De jongen sterft gelijk.

Ik mag dan dat niet-doderige wel wat van de Doctor hebben overgenomen, maar áls het dan moet, zo heb ik nu geleerd, dan kun je het beter snel doen. Da’s ook beter voor de persoon die dood gaat.

Ik spring verschrikt op als er opeens trompettergeluiden door de speakers galmen. Oh nee, wácht even! Dit betekent dat ik gewonnen heb!

..Dat was veel te makkelijk.

Plotseling schiet mij iets te binnen. Caesar senior had dat tegen me gezegd, de nacht voordat ik de arena in ging, inmiddels bijna twee weken geleden. ‘Je doet me denken aan de winnaar van vorig jaar! Jij hebt ook wel dat… danserige, volgens mij’.

Dus de winnaar van vorig jaar ging staan dansen toen hij had gewonnen?

Ik geef hem groot gelijk.

OVERWINNINGSDANSJE!

The 11th Hunger Games (NL)Where stories live. Discover now