Het begin

668 25 7
                                    

Hoi, ik ben Lucianne en ben 6 jaar. Nu woon ik in een weeshuis. Mijn ouders hebben 3 jaar geleden een ongeluk gehad.

"Lucianne, kom nu hier!" Hoor ik van beneden.

Het is Mevrouw Dik. Nou ja, zo noemen we haar. Ze is namelijk erg dik. Iedereen hier haat haar en zij ons ook. Mij mag ze al helemaal niet. Gewoon omdat ik wat streken uitgehaald heb.

"Lucianne, ik tel tot 3 en als je dan nog niet beneden bent zwaait er wat!" Hoor ik weer van beneden.

Met de gedachten over wat ik allemaal heb uitgehaald loop ik naar beneden. Onder aan de trap zie ik een man staan.

De man ziet er raar uit. Hij heeft dreadlocks met knoopjes en zilveren dingen erin. Om zijn hoofd zit een rode band. Hij heeft een wit shirt aan en daarover een lange blauwe jas. Zijn broek is bruin en hij heeft hele mooie laarzen aan.

Het klinkt eigenlijk erg normaal, maar het rare moet nog komen.

Vanaf zijn schouder tot zijn heup is een riem gebonden. Daar zit een zwaardhouder aan vast en ja, er zit ook een zwaard in.

De man heeft ook een tweede riem. Deze riem zit van heup tot heup gebonden. Aan deze riem hangt een pistool.

Met een blik op het pistool loop ik naar de man.

"Hoi, ik ben Lucianne Forgeron." Zeg ik terwijl ik de ruwe hand van de man pak.

"Hoi, ik ben Kapitein Jack Sparrow, maar jij mag mij Jack noemen." Zegt de man.

"Meneer Sparrow gaat jou adopteren." Hoor ik van mevrouw Dik, die ik ondertussen helemaal vergeten was.

"Ja, pak je spullen maar dan vertrekken we zo." Zegt Jack tegen mij.

Met een groot glimlach op mijn gezicht ren ik weer naar boven. Ik ben erg blij dat ik hier weg mag. Vooral om de feit dat ik mevrouw Dik nooit meer zie en omdat ik nu een nieuwe familie krijg.

Uit mijn kast pak ik mijn koffer. Eigenlijk heb ik geen kleren om er in te doen, maar spullen. Van mijn nachtkastje pak ik een paar foto's van mijn ouders. In mijn nachtkastje ligt een ketting die ik van mijn ouders gekregen heb, die ik ook inpak. In de kast waar ik mijn kleding zou moeten hebben hangen liggen een aantal boeken die ik nog nooit gelezen heb, omdat er moeilijke worden in staan. Maar toch pak ik ze in, want het zijn prachtige boeken. 

Als ik alles ingepakt heb loop ik weer naar beneden. 

"Klaar?" Vraagt Jack.

"Ja." Zeg ik met een glimlach. "Dag, Mevrouw."

"Dag mormel." Zegt mevrouw Dik terug.

Ze gaat me missen. Denk ik bij mijzelf.

Jack en ik lopen naar buiten. Buiten staan twee paarden. Jack lopt naar een van de paarden en springt erop. Ook ik loop naar een paard, ik probeer er ook op te springen maar het lukt niet. Jack moet lachen en springt dan van zijn paard af. Hij helpt me erop.Nu zit ik voor het eerst op een paar. Jack klimt voor de tweede keer op zijn paard. 

"Kom we moeten naar het strand verderop. Daar worden we verwacht en zorg dat niemand je ziet." Zegt Jack.

Verward kijk ik hem aan. Jack rijdt weg en ik rij achter hem aan. We rijden naar het strand waar ik met de rest van de kinderen van het weeshuis een grot had. Daar bedachten we altijd het plannetje wat we gingen uitspoken. We waren daar altijd met zijn vijfen, maar vandaag ben ik met meer mensen. Het zijn allemaal mannen. Ze wachten in kleine houten bootjes. Jack en ik steigeren van onze paard af. Jack slaat op de billen van de paarden en de paarden rijden weg. Jack en ik lopen naar de bootjes.

"Stap maar in, ze doen je niks. Dat durven ze toch niet." Zegt Jack lachend.

Voorzichtig stap ik in het bootje. Jack stapt na mij erin en daarna varen we weg. Weg van het weeshuis, weg van het dorp.

Verderop ligt een schip. Het is een heel mooi zwart schip met zwarte zeilen. Jack klimt naar boven. 

"Kom je?" Vraagt Jack.

Terwijl ik het schip bewonder klim ik naar boven. 

"Welkom op The Black Pearl." Zegt Jack.

Om me heen staan mensen. Ze bekijken me met grote verbaasde ogen. 

"Kapitein! Een vrouw aan boord brengt ongeluk!" Hoor ik vanuit de groep mensen.

"Hou op met die onzin Gibbs." Zegt Jack verdedigend. "Ga verder met je werk. We gaan naar Singapore."

De mannen rennen heen en weer en trekken aan touwen.

"Kom ik laat je zien waar je mag slapen." Zegt Jack.

Jack en ik lopen naar een kajuit. In dat kajuit staat een bed, een kastje en een stoel. Op de stoel ligt kleding.

"Maak het je maar gemakkelijk. Dan zie ik je hier boven als je klaar bent, oké? Oh, en die kleding die op de stoel ligt is van jou"

Mijn koffer zet ik op mijn bed en maak hem open. De foto's die ik had ingepakt pak ik weer uit en zet ik op het kastje. De boeken stop ik in het kastje en de ketting doe ik om. Dan kijk ik naar de stoel. Er ligt schoone kleding zonder gaten. Snel doe ik mijn oude kleding uit en mijn nieuwe kleding aan. Onder de stoel staan een paar mooie laarzen. Bijna net zo mooi als die van Jack.

Als ik helemaal ben omgekleed loop ik naar buiten. De mannen kijken me weer aan, maar ik trek me er niets van aan en loop naar boven. Daar staat Jack.

"Hey Lucianne, wat zie je er goed uit." Zegt Jack. "Wacht hier, ik heb iets wat het helemaal af maakt." Zegt Jack en hij loopt weg.

Na vijf minuten komt hij terug. Hij heeft een pistool, een riem met zwaardenhouder en een hoed bij zich. De hoed is zwart met een enorme veer. Jack doet de hoed bij mij op. De hoed is te groot, maar erg mooi.Vervolgens doet Jack de riem met zwaardhouder bij mij om. Gelijk grijp ik naar de houder, maar er zit geen zwaard in. 

"Die moet je eerst verdienen." Zegt Jack lachend.

Hij doet tenslotte mijn pistool tussen mijn riem en mijn heup.

"Ook de kogels moet je verdienen." Zegt Jack voordat ik daarvoor ga kijken. "Wil je helpen met sturen?" Vraagt Jack.

Zachtjes knik ik ja. We lopen naar het roer. Jack kijkt naar zijn kompas. We moeten naar het Westen. Met moeite draai ik aan het roer. Na een tijdje varen wordt het erg mistig.

   

Geadopteerd door een piraat VOLTOOIDWhere stories live. Discover now