22. Vergrootglas op het hart

Start from the beginning
                                    

Zo zaten we daar. Minutenlang. Stilzwijgend. Zo nu en dan hoorden we voetstappen door de gangen, vaag gepraat uit de verte of een sporadisch getik van een verdwaalde regendruppel.

'Ik heb het meegenomen van thuis,' onderbrak Rachel abrupt de stilte. 'Het touw. Ik dacht dat het wel van pas zou komen. In feite wist ik al lang dat de kans groot was dat het zou gebeuren, zie je.'

Haar stem was stil, maar toch stabiel. Ondertussen was ze iets minder strak opgerold. Ze keek me echter niet aan; ze keek voor zich uit, naar een onbestaand punt in de ruimte. Haar ogen waren omfloerst.

Ik draaide mijn hoofd lichtjes naar haar toe. 'Hoe bedoel je?'

Rachel wachtte even voor ze antwoordde. Ze wilde iets zeggen, maar leek haar woorden toen weer in te slikken. Uiteindelijk begon ze: 'Ik dacht er al langer aan. Zelfs al een paar jaar. Ik was ook vastbesloten het te doen, tot een paar weken geleden. Het stond allemaal klaar; ik had alles minutieus voorbereid.'

Ze snikte voor een seconde en hield even een pauze alvorens opnieuw te spreken, haar stem al iets minder stabiel. 'Toen was er die toespraak op het grote scherm: we zouden naar de maan gaan. Plots veranderde het plan, veranderde er iets in mijn hoofd. Ik zou nog even afwachten. Ik hield me vast aan een nieuwe hoop. Misschien zou het toch nog goed uitpakken voor mij.'

Er viel een stilte tussen ons in. Ik was te verdwaasd om iets te zeggen. Het verbaasde me ook dat Rachel dit tegen me zei. Eigenlijk had ik niet meer verwacht dat het nog tot een gesprek zou komen. Eigenlijk wist ik helemaal niets.

'Er is toch nog steeds hoop?' zei ik uiteindelijk.

Rachel schudde haar hoofd, een zware traan langzaam uit haar ooghoek druppend. Ze had zich losgemaakt uit haar bolletje en hield nu haar handen rond haar knieën geklemd.

'Nee, Femke. Het is hier gedaan voor mij.'

'Hoe weet je dat nu zeker?'

Het meisje zuchtte. 'Mijn vorige testen gingen vreselijk. De kans dat ik het nog ophaal, is bijna gelijk aan nul. Het heeft geen zin meer.'

'Bijna. Dat is niet gelijk aan helemaal! Alles kan nog.'

Eigenlijk wist ik al dat het zinloze woorden waren nog voor ik ze uitsprak, maar op dat moment leek dit het enige wat ik kon zeggen. Wat moest ik zeggen? Ik was altijd al slecht in praten, laat staan dat het ook nog eens ergens op moest slaan. Niemand die je zoiets kan aanleren.

De reactie was dan ook te verwachten en even dacht ik de oude Rachel terug te zien. Haar breekbare stem verraadde echter alles. 'Ach, wees toch niet zo naïef. Jij weet net zo goed als ik dat ik mijn kansen verkeken heb. Het is gedaan. Finito.'

Ik friemelde aan de randen van mijn blouse en beet op mijn lip, hopeloos op zoek naar woorden. Ik keek haar schuin aan en probeerde een vastberaden blik te forceren, een blik die ter doel had enige vorm van levenslust over te brengen. Ik faalde faliekant.

'Dat betekent toch nog niet dat het gedaan is voor jou als mens? Misschien valt het op aarde ook nog mee,' zei ik uiteindelijk, zacht als het getik van de miezelregen.

Ik geloofde mezelf nauwelijks.

'De maan was mijn enige hoop, Femke. Nu heb ik niets meer.'

Daarop had ik niets meer te zeggen.

Opnieuw die stilte. De vloer onder ons was nog net zo ijskoud als eerst. Het kwam door de sfeer; die straalde kilte af. Dood.

Ik wreef over mijn armen, die geteisterd waren door kippenvel. Buiten was het nog steeds heet, hoewel het door de regen al flink was afgekoeld ten opzichte van de vorige dagen. Ook binnen was het normaliter niet veel kouder dan buiten – een goede isolatie was vast te veel gevraagd – en toch voelde net alsof ik me in het putje van de winter bevond die ik nooit had meegemaakt. Aan de duisternis was ik echter al lang gewend geraakt.

MaanvluchtWhere stories live. Discover now