Hoofdstuk 22

56 7 8
                                    

Ik scheurde mijn blik los van het bord en veegde in een snelle beweging de tranen uit mijn ooghoeken. Ik probeerde aan iets anders te denken, iets leukers. Bonnie, bijvoorbeeld. Ik wilde haar opzoeken, nu ik haar helemaal voor mij alleen had. Zonder camera's en opnameapparatuur in elke hoek van het gebouw, zonder de tienduizenden toeschouwers uit elke vierkante centimeter van Washington, zonder Blue. Gewoon ons, omgeven door stilte en de warmte van het appartement. Bonnie in háar kleren, niet die van de staat. Ik navigeerde door de gangen, in de richting van haar appartement. Ik probeerde niet te veel te denken, probeerde mijn gedachten net zo emotieloos te houden als mijn blik. Een passerend dienstmeisje trok mijn aandacht. Er waren hier veel van hen, bijna te veel, maar zij was anders. Haar zwarte, steile haar was niet opgestoken, zoals Blue de meisjes verplichtte, maar hing los over haar smalle schouders, als een subtiel protest tegen de staat. Ze fascineerde me, ze had veel weg van mijn zus. Ze sloeg haar ogen naar me op. De diepgroene kleur kwam me vaag bekend voor, evenals haar koppige uitstraling. Kort hielden we oogcontact, als vrienden, wie er niet zeker van waren of de ander het echt was, voor de blik van het meisje veranderde. Ze schrok zichtbaar en liet haar dienblad vallen. Een porseleinen theepot en twee bijbehorende kopjes vielen in grote en kleine stukken uit elkaar. Het leek haar niks te kunnen schelen. Ze had haar handen voor haar mond geslagen en haar ogen waren groot. "Zo eng ben ik toch niet?" Vroeg ik lachend, terwijl ik op haar afliep. Ik hurkte en hielp het meisje bij het opruimen van de scherven. Ik keek naar haar op, ze stond als versteend. Ik stond op en gaf haar het dienblad, nu gevuld met gebroken stukken porselein. Met trillende handen nam ze het van me aan. "Zeg maar dat ik je niet zag en tegen je op ben gebotst, dat bespaart je een hoop ellende." Ze knikte langzaam, maar liet mijn blik niet los. "Furgil Harisson," zei ze, haast op fluistertoon. Mijn naam rolde verassend makkelijk over haar tong. Ze sprak het uit op een manier zoals alleen mijn familie dat kon. Mijn gedachten sloegen op hol, het werd steeds moeilijker om mijn gezicht op nul te houden. Opnieuw zag ik mezelf zitten, op het marktplein van sectie 14, met Skye in mijn armen. Weer voelde ik de starende blikken van de mensen om ons heen, de angst die ik voelde toen ik wist dat ze mij wilden. Weer voelde ik die haat, toen ik wist wat Blue mijn familie had aangedaan. Ik wendde mijn gebroken blik van het meisje af, dwong me mijn gedachten voor me te houden. Met een laatste, verontschuldigende blik op het meisje liep ik van haar vandaan, zonder een woord te zeggen. Ik keek niet meer op of om, wandelde in een versneld tempo in de richting waar ik heen wilde; Bonnie's appartement. Ik klopte drie maal op haar deur. Een paar seconden later hoorde ik haar stem. "Ja?"
"It's me," zei ik. "Spannend," antwoordde haar stem, voor de deur open schoof.

Voor mij stond een hele andere Bonnie Hamilton. De Bonnie zoals in de magazines. Ze droeg een zwarte skinny jeans, een strak, zwart topje met daar overheen een losse, grijze trui. Haar schouders waren bloot, de mouwen hingen op haar handen. Ze had haar blonde, golvende haar opgebonden in een paardenstaart, hoog op haar hoofd. Een aantal plukjes hingen los. Ik merkte dat ze zich had opgemaakt, ze droeg eyeliner en mascara. Ze zag er mooi uit. Haar verschijning leidde me af. "Blijf je daar buiten staan of kom je nog binnen?" Ik zette een brede glimlach op en stapte het appartement binnen. Het rook er naar een mengeling van zeep en parfum. "Wil je wat drinken?" Vroeg ze. Ik loodste mezelf naar de ruime, moderne woonkamer en nam plaats op de bank. "Heb je cola?"
"Dat weet ik niet, Harisson. Ik zie die koelkast nu ook pas voor het eerst." Ik lachte. Het was stil. Ik luisterde naar het geluid van Bonnie, bezig in de keuken en genoot van het overweldigende uitzicht. Een paar minuten later kwam ze terug met een glas cola. Ze zette het neer op de salontafel en kwam naast me zitten. "Daar zijn we dan," zei ze. Ik reageerde niet, mijn hoofd zat vol. De blik van het meisje met de groene ogen liet me niet los. Haar stem, het klonk zo bekend, zo vertrouwd. Bonnie zuchtte. "Ik had eerlijk gezegd niet gedacht dat we daar ooit uit zouden komen." Weer viel er een stilte. Ze ging met haar hand door mijn haar. "Waar zit je mee aan je hoofd, Furgil Harisson?" Ze leek door te hebben dat er wat mis was. Ik schudde mijn hoofd. "Niks."
"Bullshit." Ik lachte. Nieuwsgierig zijn was ze goed in. Ik kon haar vertrouwen, dat wist ik, maar ook zij had al genoeg aan haar hoofd. Ze legde haar hoofd op mijn schouder. Ik zuchtte. "Er was net een meisje," Begon ik. "Ze leek waanzinnig veel op mijn zus." Weer zag ik haar geschrokken, groene ogen. "Toen ze me zag schrok ze zich een ongeluk."
"Dat doen wel meer mensen, schat," zei Bonnie lachend. "Maar ik niet. Ik ben niet bang voor je." Ze gaf me een kus op mijn wang. "Echt wel," lachte ik. "Je stond te trillen als een rietje in die arena." Ik keek haar speels in haar ogen. Ze lachte. Ik had geluk met haar. "Weet je wat je moet doen?" Ze pakte mijn hand. "Ga lekker douchen, fris je op."
"Hoezo?"
"Jezus Harisson," lachte Bonnie. "Je hebt bijna drie weken rondgerend in een arena, waar het klimaat met de seconde leek te verschillen, en het komt niet eens bij je op om even te gaan douchen?" Ik lachte. Ze had een punt. "Prima, Hamilton, ik ga al." Ik stond op, waarbij ik haar met me mee trok. "Maar dan ga je wel met me mee." Haar vragende blik bezorgde me des te meer amusement. Ik gooide haar met éen, simpele beweging over mijn schouder - Met Bonnie's luidruchtige protest in de vorm van een hoge gil - en liep lachend in de richting van de deur. "Harisson, zet me neer!" Lachte ze. "Mooi niet," zei ik, terwijl ik door de deuropening naar buiten liep. Na een tijdje hield ze op met lachen, spartelen en protesteren en hing ze stil over mijn schouder. "Geniet je van het uitzicht?" Vroeg ik. Als antwoord kreeg ik een klap op mijn rug. Ik lachte. Ik voelde haar zuchten. De stilte was slopend, nu mijn gedachten me niet met rust wilden laten. Ze volgden me overal, legden de nadruk op bepaalde plekken, bepaalde geuren. Hoe harder ik probeerde ze te verbergen, des te meer gedachten zich in mijn hoofd drongen.

En éen van die gedachten stond nu vlak voor me. "Ik zweer het! Hij botste tegen me op! Hij zag me niet!" Ik stopte met lopen. Eduard Blue stond met zijn armen over elkaar te luisteren naar meisje, wie voor hem stond. Ik herkende haar meteen. Lang, zwart haar, dat los over haar schouders hing, haar vaag bekende stem. Ik zette Bonnie neer, wie zich meteen omdraaide. "Wat gebeurt er?" Vroeg ze. Blue sloeg zijn ogen naar ons op. "Kijk nou," zei hij, met het nodige amusement in zijn duistere stem. Zijn ogen schitterden van venijn. "Furgil Harisson." Weer voelde ik die haat. "Ziet ze er niet prachtig uit?" Hij draaide het meisje met een ruk naar me om, ze durfde me niet aan te kijken. Mijn hart begon te racen. Waarom keek ze zo schuldig? En waarom keek Blue zo geamuseerd? Er liep een traan over de wang van het meisje. Blue lachte, een gemene, duivelse lach. "Je lieve, moedige zusje." Al het bloed leek uit mijn gezicht weg te trekken. Bonnie hapte naar adem. De wereld begon om me heen te draaien, ik trilde op mijn benen. Mijn adem stokte. Skyela Harisson keek naar me op. Mijn zus. Mijn blóedeigen zus.

Just a Game.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu