Hoofdstuk 11

514 33 4
                                    

De knal liet de ruiten van de Volvo trillen. 

Ieder normaal mens zou schrikken van het plotselinge geluid. Maar hij niet. De bestuur van de auto had de knal verwacht.

Sterker nog hij had zeker geweten dat die komen zou. 

De knal had de radio overstemt maar hem als muziek in de oren geklonken. De man duwt het portier open. De stukken steen verpulveren onder zijn schoenzolen als hij zijn voeten stap voor stap neerzet.

Hij kan niet ontkennen dat hij tevreden is met wat hij ziet. Tevreden met de overblijfselen van wat eerst het politiebureau van Leeuwarden was. Uit puur leedvermaak gaat hij naar 'binnen' door wat eerst de deur was. 

Als zijn informatie klopt, en zijn informatie klopt altijd, was hier de plek waar de rechercheurs hun werk deden. Hij kijkt zoekend om zich heen en tilt het bewusteloze lichaam van Liselotte over zijn schouder. Voor zover hij kan zien mankeert ze, op wat schrammen, blauwe plekken en een gekneusde pols na, niks. 

Hij vindt Fenna in het midden van de 'gang'. Blijkbaar had de grond toch niet genoeg bescherming geboden: Op haar enkel licht een groot brok steen. Gebroken constateert de man.

Hij maakt zijn weg terug naar zijn Volvo en legt de zusjes in kofferbak. Uit zijn zwarte jas haalt hij een rol tape. De ervaring had hem geleerd dat het een must  is om hun benen vast te maken. Als je tenminste geen voet in je gezicht wou wanneer je de kofferbak opende. Niet dat hij dacht dat ze bij zouden komen voor hij op de plek van bestemming zou arriveren. Maar hij was nooit een goede gokker geweest. Dus nam hij het zekere voor het onzekere. Hij sluit de kofferbak. Hij kijkt om zich heen. Niemand had iets gezien.  Wat raar was want je zou denken dat de knal in de weide omtrek te horen zou zijn geweest. Hij schudt zijn hoofd, mensen zijn vreemde wezens. Hij stapt in en rijdt weg totdat zijn achterlichten niet meer zijn als stipjes aan de horizon.


"Agent?" Evert knippert met zijn ogen tegen het felle licht. Als hij zijn ogen opendoet ziet hij een jonge ambulancebroeder. 

"Meneer, kunt u met horen?" 

"Huh....wat...ja? Wat is er gebeurd?" 

"Het politiebureau is opgeblazen." 

"Wat? Hoe? Wa..Waar is mijn team?" 

"Denkt u eerst aan uzelf. Kunt u staan?" 

"Jaja het gaat prima. Waar is mijn team?" 

De verpleger helpt Evert omhoog. 

"We gaan eerst uw verwondingen onderzoeken. Daarna gaan we opzoek naar uw team. Gaat u hier even zitten." De verpleger wijst naar een stoel die voor een ambulance staat.

"Waar is mijn team?"

"Meneer!"

De stem van de verpleger klinkt geïrriteerd.

"We gaan eerst naar uw verwondingen kijken. Als ik klaar ben gaan we opzoek naar uw team en geen seconde eerder!" Evert gaat zuchtend op de stoel zitten en laat, met wat protest hier en daar, de verpleegkundige zijn werk doen. 

"Evertje!" Bram loopt naar zijn vriend en collega.

"Bram! Alles goed? Heb je de rest al gevonden? Zijn ze oké?"

"Jow chill. Met mij gaat het prima. Mijn hersenpan is een beetje door elkaar gehusselt maar dat overleef ik wel. Hoe gaat het met jou?" 

Evert doet zijn mond open om antwoord te geven.Maar bedenkt zich dan dat hij eigenlijk helemaal niet weet wat hij mankeert. Hij kijkt de verpleger, die zich als Mees had voorgesteld, vragend aan. Die schudt lachend zijn hoofd. 

"Vier hechtingen in de rechter boven armen en wat schrammen en blauwe plekken."

"Heb je de rest al gevonden?" Bram schudt zijn hoofd. "Je bent de eerste. Ga je mee zoeken." Evert kijkt naar Mees voor toestemming.

 "Ik denkt niet dat ik je kan tegenhouden." Evert bedankt de jonge verpleger en loopt achter Bram aan. 

Ze lopen wat rond tot ze bij een oudere man aankomt die hun bekent voorkomt. Het is Harry.

Een van de medewerkers van de meldkamer. "Ha rechercheurs." Hij klopt beiden jongens op de schouder. Evert en Bram begroeten allebei hun collega. "Alles goed?" "Prima jongens,  onkruid vergaat niet."

"Het team?"

"Mevrouw Vreeswijk is met de ambulance mee om haar arm in te gipsen. Menno is met haar mee gegaan. Met die Marokkaanse gaat het volgens mij niet zo goed."

"En Fenna? Liselotte?"

"Niet gezien. Misschien moet je het even aan onze vrienden van de brandweer vragen." Harry wijst naar de brandweermannen die verderop staan. Evert en Bram bedanken Harry en lopen naar de brandweer. Na duidelijk gemaakt te hebben wie ze zoeken blijkt ook de brandweer de meisjes niet te hebben gezien. De rechercheurs besluiten naar het ziekenhuis te gaan om daar verder te zoeken. 

"Bram? Ik heb hier een slecht gevoel over."

"Ik ook, Evert, Ik ook."~

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Fijne dag  lieve mensen xx


ZonneschijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu