Martin || De vondsten

2 0 0
                                    

HOOFDSTUK 2 – DE VONDSTEN

Martin

'Ben jij nou een echte man of wat! Gedraag je eens als een vent! Fuck jou, klootzak!'

Het geluid van gevloek en getier bereikte de oren van het kleine jongetje. Zijn ogen schoten naar boven. Waren papa en mama weer aan het ruziën? Tranen begonnen te vormen in de ogen van het kind. Snel draaide hij zich om, naar het venster. En daar, achter die reflectie, achter die lichtbruine haartjes en donkerblauwe ogen, zag hij de ster. Hoe ver weg zou hij staan? Hij wist het niet.

Wacht... bewoog de ster nou? Was dit een vallende ster? Waren vallende sterren eigenlijk wel echt sterren, of iets anders? Vast wel, anders zouden het geen vallende stérren heten. De jongen sloot zijn ogen. Nu mocht hij een wens doen. Wat zou hij wensen? Een gigantische lolly? Een nieuwe speelgoedauto? Een paar sokken met Lightning McQueen erop? Of nee... hij wenste dat mama zou stoppen met papa pesten. Dat mama vanaf nu lief zou doen, en haar gezin elke dag zou vertellen hoe speciaal ze waren.

Met een glimlach rende hij de trap op, bijna huppelend. De overloop was donker, maar hij werd begeleid door het licht dat in de kamer van zijn ouders scheen. Midden in de kamer, achter de deuropening, zag hij mama staan, kijkend naar de grond. Vrolijk liep de jongen de kamer in, kijkend of zijn wens uit was gekomen.

Hij kwam tot stilstand.

Op de grond lag zijn vader. Zijn mond hing open. Zijn ogen waren helemaal wit. Over zijn hele buik stroomde bloed, net zoals de jongen bij het spelen had wanneer hij gevallen was. Was papa ook gevallen? Of was er iets anders gebeurd?

De blik van het jongetje gleed naar zijn mama. Ze keek hem recht in de ogen aan. En in haar rechterhand had ze...

In haar rechterhand hield ze het keukenmes vast, bloed ervanaf druipend, in een plas op de grond.

Martin opende zijn ogen. De stralen van de ochtendzon braken door de jaloezieën heen en schenen recht in zijn kijkers. Het was al ochtend. Zou Albert al wakker zijn? Martin boog zich over de rand van zijn bed heen en keek naar onder. Alberts nest was leeg. Zou hij überhaupt naar bed zijn geweest? Of zou hij de hele nacht wakker zijn geweest? Of was Martin zo snel in slaap gesukkeld dat hij Albert niet binnen had horen komen, en was hij alweer opgestaan voordat Martin weer wakker geworden was? Dat was het waarschijnlijkst.

Hoe laat zou het zijn? Martin twijfelde sterk of hij op deze plek kon uitslapen. Vast niet. Hij klom dus uit bed.

Zijn rode shirt en winterbroek lachten hem vandaag extra enthousiast toe, wat hem er toch toezette om ze nogmaals aan te trekken. Ook zijn zwarte sportsokken en trui lieten hem niet ongeroerd. Vrolijk liep hij richting de kantine, waar de rest zat. Of nou ja, vermoedelijk dan.

Terwijl Martin de weg naar de eetruimte aflegde – hij was hem even vergeten – kon hij toch niet anders dan opmerken dat het wel erg stil was in het onderzoeksgebouw. Normaal kon je de geluiden uit de kantine luid genoeg horen om er last van te hebben, maar nu was dat gans niet het geval. Wellicht was iedereen gewoon heel stil en netjes aan het eten.

Al naderend merkte Martin dat er wel degelijk geluid te horen was: van buiten. Snel liep hij naar de deur, waar hij door het kleine raampje een bezorgde Britt naar links zag kijken. Hij hoorde gepraat, gezucht, zelfs geruzie. Geruzie. Achter de deur. Een vrouw die naar links kijkt.

Martin stopte abrupt met lopen. Langzaam begon de visuele duisternis in een cirkel zijn gezichtsveld te versmallen. Zweet liep over zijn voorhoofd, en zijn hart begon onvrijwillig alsmaar sneller te kloppen. Wat was er toch in godsnaam aan de hand. Waarom stond iedereen buiten? WAT WAS ER GE

ThanantarcticofobieWhere stories live. Discover now