Martin || Martin arriveert

Start from the beginning
                                    

Chris glimlachte voorzichtig, en een bijna verdrietige glimlach verscheen op zijn gezicht.

'Hoi, Martin', begon hij voorzichtig. 'Aangenaam.' Chris stak zijn hand uit, en Martin schudde hem enthousiast. De arm van de man leek net een spaghettisliert.

'Aangenaam kennis te maken.'

Dennis zei dat Chris het druk had – voor Martin het wist was de ontmoeting alweer voorbij.

Het pad naar de tweede locatie was lang en luidruchtig. Een raadselachtig boorgeluid was in de gang te horen, en zelfs Dennis leek er last van te hebben. 'Oké,' vertelde hij, 'de volgende twee onderzoekers zullen het meest met jou gemeen hebben. Zij hebben dezelfde studie gedaan, bij dezelfde universiteit, en hebben hier dezelfde rol als jij.'

Ongecoördineerd duwde hij de deurklink omlaag. Aan een tafel zaten twee mensen te schrijven, een man en een vrouw. Ze leken best wel op elkaar. Ze hadden beide donker haar en een ronde bril, de vrouw met een tijgerprintje, de man een effen zwarte. Ze draaiden zich snel om zodra de deur openging.

'Dit is jullie nieuwe collega, jongens!' zei hij enthousiast. 'Dit is Martin. En Martin, dit zijn Jonathan en Britt. Vogel zelf maar uit wie wie is.' Hij moest er heel hard bij lachen. Martin zelf vond het niet zo heel erg leuk.

Nadat ze de deur weer dicht hadden gedaan, voelde Martin opeens een hand op zijn schouder. Bij het omdraaien zag hij dat het de hand was van een man van middelbare leeftijd. Hij had een lang gezicht, en blond haar, met lichte inhammen aan beide kanten. Hij zag er niet erg professioneel uit. Toch herkende hij deze man als professor Dekker.

'Aha,' zei de professor, 'jij bent Martin, zeker? Gaaf dat je er bent, Martin.' De handdruk van de professor was een stuk steviger dan die van Chris. 'Beetje zin in?' Martin knikte. 'Mijn naam is Ronald Dekker, maar je mag me Ron noemen. Ik hou niet van dat hele formele, veel te veel gedoe allemaal. Of moet ik jou meneer Groen noemen?' Ron moest lachen.

'Nee, Martin is voldoende.' Ron knikte, en gebaarde dat Dennis weg mocht gaan.

'Ik zal het van Dennis overnemen', zei hij. 'Hij mag zich klaar gaan maken om naar Zuid-Afrika te gaan. Jeetje man, wat een vlucht!' Nogmaals moest hij lachen, en Dennis rende net iets te snel om als normaal gezien te worden weg. 'Kom maar, Martin', vervolgde hij. 'We gaan even kijken wat je in geval van nood moet doen. Weet je dat al? Wel, toch? Dan moet je naar de EHBO. We gaan even kijken waar dat is.'

De passen van de professor waren heel anders dan die van de piloot die hem daarnet rondgeleid had. Dennis leek het zakelijk op te vatten, terwijl de professor zelf, degene die ironisch genoeg de leiding had over het hele onderzoek, het meer als een vriendschappelijk uitje leek te zien.

'Albert zit vast ergens te kanen, maar als je gewond bent is hij de medisch expert.' Ron stopte bij een open deur aan de rechterkant en wees naar binnen. 'Hij zit daar. Hij is oud en heeft een opabrilletje, daar kun je hem aan herkennen. Oké?'

Het voelde als een strikvraag. Martin zag in zijn gedachten voor zich hoe zijn antwoord tegen hem gebruikt kon worden. Wat, geef je nou toe dat hij eruitziet als een opa? Ga je schamen! 'Is goed', zei hij terug. Meer kon hij niet bedenken.

'De rest zal wel in de kantine zitten. Dan kun je meteen even eten. Daar hebben we wel even zin in. Of niet?'

De kantine was behoorlijk klein vergeleken met de totale inhoud van het driedelig centrum. Ze was bezet door drie mensen. Twee zaten aan een lichtbruine houten tafel te praten, en achterin zat een oude man die op een eikenhouten bankje in zijn eentje een boek zat te lezen. Vermoedelijk was het Albert. Martin kon niet zien wat de naam was van het literaire werk dat hij in zijn handen had.

De twee mannen aan het tafeltje hielden hun hand omhoog, en groetten Martin. 'Dat is Frank', zei Ron. De linkerman, een man met een indrukwekkende donkere stoppelbaard, zei hallo. 'Hij is de andere piloot, samen met Dennis. En die andere is Torres, het mannetje van de techniek. Pas maar op, hoor! Hij is een Belg!' Torres barstte in lachen uit. Zijn spierwitte tanden contrasteerden hevig met zijn zwarte huid.

Ron keek om zich heen. 'Ik denk dat je nu iedereen gezien hebt. Je had Chris, Frits en die twee andere biologen ook al ontmoet, toch? Nee, wacht. We hebben Samuel gemist. Maar dat komt nog wel. Ik denk dat we nu eerst Dennis uit gaan zwaaien.'

Hij keek opzij, naar Martin. In één moment veranderde zijn gezichtsuitdrukking van geamuseerd naar onzeker.

'Toch?'

De avond viel al snel. Voor Martin het wist was het etenstijd, en was zijn werk voor de dag met Britt en Jonathan alweer klaar. Hongerig liep hij naar de etensruimte, de kantine waar hij eerder die dag geweest was. Drie stoelen waren nog leeg: de rest was bezet. Ron zat aan het ene uiteinde van de tafel, als de leider. Het andere uiteinde was bezet door de stille man die hij het eerst ontmoet had, Frits. Naast Martin gezeten waren zijn nieuwe vrienden en Albert – aan de overkant zaten Frank, Chris, Torres en...

Martin kneep zijn ogen samen. Wie was de negende man? Hij zag er jong uit, waarschijnlijk de jongste van iedereen in de groep, naast Martin zelf. Zijn bruine haar viel over zijn voorhoofd, wat net aan niet een rode steenpuist boven zijn linkerwenkbrauw bedekte. Zijn bruine ogen waren dun, zijn oogleden niet zichtbaar. Martin herinnerde zich de naam die Ron eerder die dag gezegd had. Dit moest Samuel zijn.

Samuel tikte Torres aan. 'Wie is die gast?' fluisterde hij. Torres fluisterde Martins naam, beide mannen denkend dat hij ze niet horen kon. 'Oh ja...' vervolgde Samuel.

Martin keek naar beneden. Zijn maaltijd bestond uit een zeer onsmakelijk ogende diepvriesbiefburger. Tja, hij kon hier natuurlijk geen vijfsterrenmaaltijd verwachten. Vol ongenoegen werkte hij het vleeswaar naar binnen, zijn smaakpapillen vergeefs protesterend.

Na de maaltijd bleef iedereen in de kantine zitten. Pratend brachten ze de rest van de avond door. Een gedachte drong door in Martins hersenen. Hoe zag slapen eruit in dit onderzoekscentrum? Sliepen ze allemaal op één kamer? Of hadden ze persoonlijke cabines, ofzo? Er was maar één manier om daarachter te komen.

'Hé, Jonathan', vroeg Martin aan zijn linkerbuurman. 'Slapen we allemaal op één kamer, of?' De man schudde zijn hoofd.

'We slapen in kamers met twee bedden. Britt en ik delen een kamer, Samuel en Torres delen een kamer, Frank en Chris delen een kamer, en jij zit samen met... Albert, geloof ik. Ik hoop maar voor je dat die ouwe niet snurkt!'

Martin keek snel naar achter, maar Albert leek het niet gehoord te hebben.

'Ron en Frits slapen wel in hun eentje', voegde Britt van rechts van hem toe. 'Frits slaapt helemaal boven, bij het dak. Ik weet niet precies waarom. En trouwens, nu je het er toch over hebt...' Britt gaapte. 'Het is laat, ik denk dat het tijd wordt om onder de wol te kruipen.'

Jonathan knikte. 'Ik denk dat het voor jou ook verstandig is, Martin. Voordat die ouwe snurkerd bij je in de kamer komt liggen zo.' Jonathan lachte kort. Martin was het ermee eens. Hij was behoorlijk moe. Het was helemaal geen gek idee om te gaan slapen nu. Hij verliet de kantine, poetste in de daarvoor bestemde ruimte zijn tanden, en betrad zijn – hij had nog aan Ron moeten vragen waar het was – kamer. Eén van de bedden zag er nieuw uit, de bovenste. De onderste was heel smerig. Hij mocht toch hopen dat die van Albert was.

Martin klom naar boven en ging liggen. En vlak voordat hij zijn ogen sloot, vlak voordat hij ging proberen te slapen, hoorde hij een geluid. Een stem. Langzaam kwam hij overeind, starend in de duisternis van zijn nieuwe slaapkamer. Niks was er meer te horen, of te zien. Trillend opende Martin zijn mond.

'Albert?'

Geen antwoord. Hij ging maar slapen. Morgen weer een dag.

ThanantarcticofobieWhere stories live. Discover now