1

562 14 2
                                    

Zara
ik kijk om me heen. Wat doe ik hier ook alweer? Hardlopen in een buurt die ik niet ken, het is donker en er zijn ook bijna geen lantaarnpalen. Wat als er opeens een enge vieze man achter me aankomt? Het was nog licht toen ik van huis vertrok, al had ik me kunnen bedenken dat het niet heel lang meer zo zou blijven. Voorzichtig ren ik door, richting een donker bos in de verte. Zonder lantaarnpalen, is het niet tijd om naar huis te gaan? Nee, ik wil de 15km aantikken, en dan ga ik niet zomaar stoppen. Alles om mezelf tevreden te houden, anders ga ik mezelf weer uithongeren morgen. Niks doet meer pijn dan dat, ik eet nu al bijna niks meer. Alles is weer precies zoals het vroeger was. 2 jaar geleden had ik last van een eetstoornis: Boulimia. Ik was er eindelijk vanaf, maar het is terug gekomen, anorexia deze keer. Ik weet dat ik eigenlijk hulp zou moeten zoeken, maar ik kan uit ervaring spreken dat dat toch geen zin heeft.
Opeens verschijnen er twee koplampen, ongeveer 5 meter van me vandaan, ergens uit een uitrit.
Ik dacht voor een miliseconde dat het niet zo hard reed, en dat het mij wel zou zien, maar het trekt hard op en rijd met volle vaart op me af.
Uit paniek ren ik blindelings naar de berm, zonder te zien dat er een boom staat.
Bam.
Au.
De auto schrikt ook van mijn plotselinge bestaan en wijkt uit,
alsof ik nog niet uitgeweken was.
Het slipt en maakt een halve draai. Het geluid van de piepende banden is oorverdovend, al duurt het maar een seconde. Het duurt even voordat mijn zicht weer scherper word en ik iets merk van mijn barstende koppijn. Ik hoor een auto deur dicht klappen en voor ik het weet staat er een jongen naast me. Hij reikt me een hand. 'Sorry, sorry het spijt me zo erg.' Op het moment dat ik overeind kom kan ik zijn gezicht pas echt zien. Hij huilt. 'Sorry, het was echt mijn bedoeling niet, ik zag je niet.' Stamelt hij. Ik glimlach naar hem. 'Nee, het maakt niet ui..' Op het moment dat ik mijn voet op de grond zet gaat er een flinke pijn scheut door mijn lichaam. Ik val bijna weer achterover, maar de jongen grijpt mijn arm. 'Is het je enkel?' Ik knik stilletjes. Hij laat mijn arm weer los, en blijft een paar seconden twijfelachtig staan. Hij is nerveus, en de tranen staan nogsteeds in zijn ogen. Is hij zo erg geschrokken? 'Denk je dat je naar het ziekenhuis moe..' Bij het woord ziekenhuis begin ik meteen door hem heen te praten. 'Nee.' Het blijft een paar seconden stil, de jongen weet niet wat hij moet zeggen, en ik eigenlijk ook niet. 'Ik hoef niet naar het ziekenhuis, echt niet.' Het ziekenhuis, ik raak al in paniek als ik eraan denk. Niemand mag erachter komen. Niemand. Voor een paar seconden zie ik ook opluchting in de ogen van de jongen, maar de angstige blik is al snel terug. Ik begin te denken dat het verdriet is, en dat het niets te maken heeft met het incident. Waar het verdriet vandaan komt weet ik niet. Ik weet wel dat ik er nooit achter kom. Gelukkig niet. De jongen zijn mond gaat open. Hij wil iets zeggen. Zijn mond sluit. Hij heeft zich bedacht. De stilte duurt me te lang, waarom stapt hij niet in de auto, waarom rijd hij niet gewoon weg? Zijn mond gaat weer open, gaat hij nu wel iets zeggen? 'Zou ik je anders naar huis brengen? Ik denk niet dat je lopend naar huis kan.' Zegt hij met een kort lachje. Een lachje dat hij niet eens meent. Ik lach terug, ik meen het ook niet. Wat zeiden mensen nou over het feit dat je nooit met vreemde mensen mee moet gaan? Ik kan niet eens anders, lopend word inderdaad moeilijk. En tenslotte,
Ik vertrouw het verdriet in zijn ogen.
In zijn blauwe ogen.
Iemand met zoveel verdriet in zijn ogen zou me nooit kwaad doen, toch? Anders boeit het me toch niet. 'Nou uhh.' Mompelt hij.
Hij reikt zijn hand uit.
Zijn hand is warm.
Zijn hand is zacht.
Ik kijk naar zijn ogen.
Zijn ogen zijn blauw.
'Ik ben Matthy trouwens.'
Matthy.
Matthy.
Matthy, met de blauwe ogen.
Gevuld met tranen van pijn.

Flashbacks. Место, где живут истории. Откройте их для себя